17 miljoen bondscoaches? De rechter doet er niet aan mee

Martin Bax belicht de juridische kant van het olympische kwalificatieproces met geschillen uit het verleden

© Keitma/ Shutterstock.com

Met de Olympische en Paralympische Spelen in Parijs in het vooruitzicht, zijn de kwalificatiewedstrijden in volle gang. Sommige atleten zijn al geplaatst, maar voor de meeste breken nu de cruciale weken aan. Omdat dit voor veel atleten het belangrijkste evenement is in hun korte sportcarrière strijden zij soms zelfs tot in de rechtszaal voor hun kwalificatie. Sportjournalisten smullen van dergelijke procedures, maar in hoeverre heeft een rechter iets te zeggen over olympische kwalificaties?

In deze bijdrage geeft Martin Bax een beknopt overzicht van het olympische kwalificatieproces en worden enkele voorbeelden van kwalificatie- en selectiegeschillen uit het verleden besproken.

Hoe kwalificeer je je voor de Olympische Spelen?

De verantwoordelijkheid voor het kwalificatieproces van de Olympische Spelen ligt bij de internationale sportbonden zoals World Aquatics voor het zwemmen en de FIFA voor het voetbaltoernooi. Het kwalificatieproces verschilt dus per sport. Voor sommige sporten zijn er kwalificatietoernooien, voor andere moet een bepaalde tijd worden neergezet en sommige plaatsen worden weer toegewezen op basis van de positie van de sporter op de wereldranglijst. De internationale sportbonden bepalen ook hoeveel startplekken ieder land per evenement heeft.

Wanneer een sporter aan alle vereisten van de internationale sportbond voldoet, dan komt de sporter in aanmerking voor kwalificatie. Of de sporter ook daadwerkelijk naar de Olympische Spelen gaat, wordt beslist door het Nationaal Olympisch Comité (NOC) van zijn land. Voor Nederlandse sporters heeft het NOC*NSF daardoor de beslissende stem. NOC*NSF is de sportkoepel waarbij de nationale sportbonden zijn aangesloten. NOC*NSF heeft de doelstelling gesteld om bij de beste tien topsportlanden van de wereld te horen. Daarom heeft zij bij sommige sporten in overleg met de nationale sportbond aanvullende eisen opgesteld voor deelname aan de Spelen.

Pas wanneer sporters aan de nationale en internationale eisen voldoen, zullen zij door de nationale sportbond bij NOC*NSF worden voorgedragen voor uitzending naar de Spelen. Dat is ook het geval als het IOC of de internationale sporter een wildcard heeft gekregen. Zijn er meer sporters die voldoen aan alle eisen dan dat er startplekken zijn toegewezen aan NOC*NSF? Dan zal de nationale sportbond een interne selectieprocedure doorlopen en op basis daarvan een sporter aanwijzen. Bij teamsporten wordt dezelfde procedure doorlopen, met de uitzondering dat er geen nationale eisen of interne selectieprocedure zijn. De samenstelling van het team wordt wel bepaald door de nationale sportbond.

Geschillen

NOC*NSF heeft een bezwaar- en beroepsprocedure opgesteld, die het enkel voor sportbonden mogelijk maakt om in beroep te gaan tegen een kwalificatiebeslissing van het NOC*NSF. Alhoewel in het verleden ook enkele geschillen over de kwalificatiebeslissing van NOC*NSF zijn geweest, is het in veel gevallen juist de interne selectieprocedure of teamselectie bij de sportbond zelf waar discussie ontstaat. Omdat sportbonden verenigingen zijn, kunnen personen die daar een redelijk belang bij hebben deze besluiten op bepaalde gronden aanvechten bij de rechter. Dat is bijvoorbeeld het geval als het besluit in strijd is met de statuten of reglementen. Daarnaast kan een rechter een besluit vernietigen als hij oordeelt dat de rechtspersoon bij afweging van alle bij het besluit betrokken personen in redelijkheid en naar billijkheid niet tot het bestreden besluit had kunnen komen. Dit betekent dat een sporter die het niet eens is met een besluit van de sportbond de rechter kan verzoeken om dit besluit te vernietigen en een nieuw besluit te nemen.

Hieronder een greep uit zaken die in het verleden rondom de selectie en kwalificatie voor de Olympische Spelen hebben gespeeld.

Julian Jaring

Een van de recentste voorbeelden is de zaak rondom basketballer Julian Jaring, die zijn reservepositie in het 3x3 basketbalteam voor de Olympische Spelen in Tokyo aanvocht bij de rechter. De rechter oordeelde eerst dat de door de basketbalbond gehanteerde selectiecriteria niet als overeenkomst, maar als reglement moesten worden gezien. Dat is van belang, omdat het juridisch gezien een stuk makkelijker is de basketbalbond aan een overeenkomst te houden dan een besluit van de basketbalbond te vernietigen. Rechters mogen besluiten van een vereniging namelijk slechts oppervlakkig toetsen. Vervolgens moest de rechter de selectiecriteria uitleggen.

Volgens Jaring viel in de selectiecriteria te lezen dat de definitieve selectie van de basisspelers op de Olympische Spelen moest bestaan uit basisspelers die tijdens het Olympisch Kwalificatietoernooi basisspeler waren geweest. De rechter volgde echter de uitleg van de basketbalbond dat de selectiecriteria inhielden dat de selectiespelers zouden worden gekozen uit de spelers die het kwalificatietoernooi hadden gespeeld, maar dat de verdeling reserve- en basisspeler nog niet vaststond. Hij kwam tot die conclusie vanwege het feit dat er in de selectiecriteria drie selectiemomenten genoemd waren.

Jaring had nog wel aangevoerd dat het team met hem erbij beter zou zijn, maar de rechter oordeelde dat hij niet op de stoel van de bondscoach kan gaan zitten

Als de uitleg van Jaring werd gevolgd, dan viel er in feite niks meer te selecteren. Bovendien paste dit het beste bij het in de selectiecriteria geformuleerde uitgangspunt dat het beste team geselecteerd zou worden, terwijl dit niet per se hetzelfde team hoeft te zijn dat het kwalificatietoernooi gespeeld heeft. Jaring had nog wel aangevoerd dat het team met hem erbij beter zou zijn, maar de rechter oordeelde dat hij niet op de stoel van de bondscoach kan gaan zitten.

Mariska Steenbeek

Een stuk verder in het verleden trok karateka Mariska Steenbeek naar de rechter, omdat zij vond dat zij zou moeten deelnemen aan de EK in Zagreb. De karatebond had haar te weinig punten toegekend in het kwalificatieproces en haar concurrente Sayra Aarts juist te veel. De rechter ging hier in mee. De karatebond voerde daarna nog wel aan dat Aarts ondanks deze onjuiste puntentelling op advies van de technisch adviseur van de bond naar de EK moest gaan, maar heeft dit verder niet gemotiveerd anders dan dat ze aanvoerde dat de criteria technisch niveau en vormbehoud ook moesten meespelen. Uiteindelijk kon Steenbeek na het vonnis van de rechter dus deelnemen aan de EK in Zagreb.

Miranda Boonstra

Marathonloopster Miranda Boonstra kwam in 2012 acht seconden te kort tijdens de marathon van Rotterdam om te voldoen aan de nationale eis voor kwalificatie voor de marathon op de Olympische Spelen in Londen. De limiet was gebaseerd op het doel van NOC*NSF om een redelijke kans te hebben op een positie in de top acht op de Spelen. Boonstra voerde ten eerste aan dat die limiet niet conform de statuten en regelementen van het NOC*NSF tot stand was gekomen, maar de rechter vond dat de atletencommissie wel degelijk voldoende gehoord was.

Daarnaast verwees zij naar een interview gegeven door Chef de Mission Maurits Hendriks, waarin hij aangaf nog naar de situatie van Boonstra te zullen kijken. De rechter woog het feit dat hij meerdere malen had aangegeven dat het uitgangspunt bleef dat de limiet een harde limiet was echter zwaarder. Ook het feit dat een tennisser en zwemmer die wel waren gekwalificeerd volgens haar eveneens geen kans maakten op een topachtklassering kon haar niet baten en dus kon ze, hoe zuur ook, niet naar de Olympische Spelen.

Foto links:: Miranda Boonstra bij de FBK Games in 2010. Foto: Erik van Leeuwen, Wikimedia (CC).

Céline van Gerner, Wyomi Masela en Jeffrey Wammes

Voorafgaand aan de Olympische Spelen van 2012 was het druk in de rechtszaal, want ook turners Céline van Gerner en Jeffrey Wammes wilden via de rechter deelname aan de Spelen afdwingen. Voor die deelname moesten ze blijkens de selectieprocedure aan een kwalificatie-eis voldoen en vervolgens vormbehoud aantonen. Céline van Gerner had, evenals haar concurrente Wyomi Masela, aan de kwalificatie-eis voldaan, maar ze had in tegenstelling tot Masela nog geen vormbehoud aangetoond. De selectieprocedure bevatte nog een aantal wedstrijden waar dit mogelijk was, maar de turnbond had op dat moment Masela al voorgedragen. Hoewel de beslissing om Masela voor te dragen niet ondeugdelijk gemotiveerd was, was die beslissing dus wel voorbarig. In de selectieprocedure was namelijk opgenomen dat indien twee turners aan beide vereisten zouden voldoen een selectie plaats zou vinden op basis van medaillekansen. Bij die afweging zouden ook wedstrijden die op het moment van het besluit nog niet hadden plaatsgevonden moeten worden meegewogen. De turnbond trok de beslissing dus in en paste vervolgens in overleg met de coaches van beide turnsters de wedstrijden die meetelden voor de selectieprocedure aan.

De rechter kon niets met het feit dat Masela haar resultaten anders beoordeelde dan de turnbond, omdat die beoordeling aan de selectiecommissie moet worden overgelaten

Toen Van Gerner uiteindelijk door de turnbond werd voorgedragen op basis van haar prestaties in de resterende wedstrijden, trok Masela naar de rechtbank. Zij voerde aan dat ze haar trainingsprogramma had moeten aanpassen, nu haar voordracht na het vonnis in de eerste zaak werd ingetrokken. De rechter vond dat zij hier ook eerder al rekening mee had kunnen houden. De reglementen waren namelijk al ruimschoots bekend en ook had de rechter al uitspraak gedaan in de zaak van Wammes. Uiteindelijk hebben de turnsters dezelfde kansen gekregen en heeft de turnbond volgens de rechter voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom Van Gerner werd voorgedragen. Zij had immers beter gepresteerd en kon tijdens de spelen ook van waarde zijn op de meerkamp. De rechter kon niets met het feit dat Masela haar resultaten anders beoordeelde dan de turnbond, omdat die beoordeling aan de selectiecommissie moet worden overgelaten. Na een lange strijd in de turn- en rechtszaal mocht Van Gerner dus naar de Olympische Spelen.

In een vergelijkbare zaak had de turnbond Epke Zonderland voorgedragen, terwijl hij zijn vormbehoud nog niet had aangetoond. Jeffrey Wammes had wel aan beide vereisten voldaan en dus vond de rechter ook dit besluit voorbarig. De turnbond moest het besluit dus intrekken. Uiteindelijk toonde Zonderland alsnog vormbehoud aan, stuurde de turnbond hem naar Londen en behaalde hij na een historische oefening aan de rekstok olympisch goud.

Conclusie

Bij selectiegeschillen stelt een rechter zich in het algemeen terughoudend op. Hij kijkt of de selectieprocedure juist is verlopen. Soms moet hij daarbij bepalen hoe de selectieprocedure moet worden uitgelegd. Het is dan van belang dat de selectieprocedure duidelijk en inzichtelijk is vastgelegd en dat daar goed over wordt gecommuniceerd. Sportbonden moeten hun besluiten extra goed motiveren als zij die nemen op grond van een discretionaire bevoegdheid in hun selectieprocedure of – en zelfs des te meer – als die in strijd zijn met die procedure, zoals kan gebeuren als er gewijzigde omstandigheden zijn. Zodra de sportbond daaraan heeft voldaan, zal de rechter over het algemeen het besluit van de bondscoach of selectiecommissie in stand laten. Er wordt wel eens gezegd dat Nederland ruim 17 miljoen bondscoaches kent, maar de rechter is er daar dus niet één van.

Over de auteur

Martin Bax is juridisch adviseur bij Vissers Legal en specialiseert zich in onder meer het sportrecht. Vissers Legal is in Nederland hét kantoor op het gebied van het Sport- en Ondernemingsrecht. Ze werken dagelijks met veel liefde voor atleten, sportbedrijven, verenigingen en overheidsinstanties, met één gezamenlijke passie: sport.

Dit is de zevende aflevering van een maandelijkse rubriek rond sport & recht door de specialisten van Vissers Legal. Lees ook deze eerdere bijdragen: