Protectionisme in het schaatsen: bittere noodzaak of disproportioneel?

Advocaat Stef van der Veldt (Vissers Legal) zet vraagtekens bij de beleidslijn van de KNSB om buitenlandse schaatsers te weren bij Nederlandse schaatsteams

Buitenlandse schaatsers zijn binnenkort niet langer welkom bij Nederlandse schaatsteams als het aan de Nederlandse schaatsbond ligt. Hetzelfde geldt voor de Belgische shorttrackers die al jaren meetrainen met TeamNL. In deze bijdrage analyseert sportrechtadvocaat Stef van der Veldt of deze voorgenomen nieuwe beleidslijn van de KNSB wel past binnen het EU-recht.

Topsport brengt vaak de vaderlandsliefde in fans naar boven. Kijk maar eens naar de hordes oranjesupporters op de Alpe d’Huez in de Tour de France. Deze nationalistische benadering van de topsport lijkt ook de bestuurskamer van misschien wel Nederlands succesvolste sport te hebben bereikt: het schaatsen. De KNSB, de Nederlandse schaatsbond, maakte namelijk onlangs bekend dat buitenlandse schaatsers binnenkort niet meer welkom zijn bij de Nederlandse schaatsploegen. Ook de Belgische shorttrackers die meetrainen met de Nederlandse equipe moeten binnenkort elders hun heil zoeken. Drijfveer achter deze besluiten is dat de KNSB Nederlandse schaatstalenten vrij baan wil geven om zich te ontwikkelen om ook toekomstige successen te garanderen.

Achtergrond

Terug naar het begin: in maart van dit jaar maakte Remy de Wit, technisch directeur van de KNSB bekend dat de commerciële Nederlandse langebaanschaatsteams vanaf het seizoen 2024/’25 niet langer buitenlandse schaatsers in dienst mogen hebben met een top 8 klassering wereldwijd of een top 4 klassering in Europa. Dit geldt overigens alleen voor schaatsers afkomstig uit de Europese Unie, niet-EU burgers zijn helemaal niet meer welkom. Nederlands succes moet zegevieren, aldus de KSNB; het faciliteren en trainen van buitenlanders past niet binnen die visie.

Dit besluit van de KNSB werd door de getroffen ploegen en schaatsers zeer kritisch ontvangen. Vooral Team IKO, met onder andere topschaatsers Bart Swings (België) en Marten Liiv (Estland) op de loonlijst, wordt hard getroffen. Uiteindelijk heeft de KNSB, na de aanhoudende kritiek, besloten om de inwerkingtreding van het besluit tijdelijk op te schorten tot na de Olympische Winterspelen van 2026. De KSNB houdt dus voet bij stuk, buitenlandse schaatsers in Nederlandse teams vormen een gevaar voor toekomstige successen. Als het aan de KNSB ligt, zijn buitenlandse schaatsers na 2026 definitief niet langer welkom bij Nederlandse teams.

De KNSB heeft dus een protectionistische lijn ingezet; het Nederlandse schaatsen is alleen voor Nederlanders. Het faciliteren van buitenlands succes past daar niet bij. Dat deze besluiten ingrijpende gevolgen hebben voor de getroffen ploegen en schaatsers is vanzelfsprekend, zij worden immers belemmerd in de uitoefening van hun beroep en bedrijf. Daarmee rijst de vraag of de KNSB überhaupt wel deze besluiten mag nemen. Met name op Europees niveau gelden namelijk strenge eisen voor het beperken van de vrijheid van beweging, ook in de sportsector.

De KNSB en het Bosman-arrest

Het vrije verkeer van werknemers is één van de fundamentele kernwaardes van de EU en houdt in dat Europese lidstaten geen beperkingen mogen opleggen aan de tewerkstelling van burgers uit een andere lidstaat. Dit is een in principe absoluut recht dat alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan worden beperkt. De topsport is vergeleken met andere sectoren vaak een geval apart; door de gelaagde structuur van de verschillende internationale en nationale sportbonden is het vaak lastig om de Europese regels direct toe te passen. Dat sport een speciale plaats heeft in de Europese rechtstaat is dan ook verdragsrechtelijk vastgelegd in artikel 165 van het EU Werkingsverdrag, waardoor de sportbonden een aanzienlijke mate van beleidsvrijheid toekomt om haar eigen regels in te stellen. Deze vrijheid is niet onbeperkt. Al in 1995 heeft het Europees Hof in het Bosman-arrest geoordeeld dat de fundamentele vrijheden van verkeer ook van toepassing zijn op de sportsector. Met andere woorden: sportbonden en ploegen mogen geen strengere eisen stellen aan de sporters afkomstig uit andere EU lidstaten dan aan sporters uit eigen land.

Uitzonderingen

In de Europese rechtspraak is een aantal uitzonderingen ontwikkeld op het bovenstaande verbod. Regels van sportbonden mogen de vrijheid van verkeer beperken indien de betreffende regel noodzakelijk, geschikt en evenredig is aan het nagestreefde doel. Hoewel het beschermen van de opleiding van eigen sporters in principe een legitiem doel is om de vrijheid van verkeer te beperken, valt het te betwijfelen of de besluiten van de KNSB de toets van de evenredigheid en geschiktheid zullen doorstaan. De vraag die men dient te stellen, is of het beoogde doel, de waarborging van de ontwikkeling van Nederlandse schaatstalenten, ook kan worden bereikt met minder ingrijpende regels. Zolang dit het geval is, zal de bestreden regel in strijd zijn met Europees recht. Tot op heden heeft de KNSB niet aangetoond of onderbouwd waarom zij het weren van alle buitenlandse schaatsers uit de ploegen noodzakelijk vindt om de talentontwikkeling van de Nederlandse talenten te waarborgen. Meerdere voetbalcompetities kennen bijvoorbeeld een regel dat een minimum aantal spelers in de selectie uit eigen land moet zijn, dit is daarmee een voorbeeld van een minder ingrijpende inperking. Vanuit een juridisch perspectief lijkt de huidige beleidslijn van de KNSB daarmee niet houdbaar.

Conclusie

De KNSB is glashelder. De ontwikkeling van Nederlandse schaatstalenten moet worden gewaarborgd. Hoewel de inwerkingtreding van de besluiten om buitenlandse schaatsers te weren voorlopig is uitgesteld, kan men vraagtekens zetten bij juridische houdbaarheid van deze beleidslijn. Het beschermen van de eigen talentontwikkeling met het oog op toekomstig sportief succes is bij uitstek een legitiem doel om na te streven, maar sportbonden moeten creatief zijn om dit te bereiken op een wijze die overeenstemt met het Europees recht. Hoewel het protectionistische beleid van de KNSB voor de bond zal aanvoelen als een bittere noodzaak, lijken de genomen besluiten vooralsnog disproportioneel te zijn. Terug naar de tekentafel dus.

Foto: House of Sports / Menno van Veen

Over de auteur

Stef van der Veldt is advocaat bij Vissers Legal en specialiseert zich in onder andere sportrecht en (online) gaming/gambling.

Vissers Legal is in Nederland hét kantoor op het gebied van het Sport- en Ondernemingsrecht. Ze werken dagelijks met veel liefde voor atleten, sportbedrijven, verenigingen en overheidsinstanties, met één gezamenlijke passie: sport.

Dit is de derde aflevering van een maandelijkse rubriek rond sport & recht door de specialisten van Vissers Legal. Lees ook de eerdere bijdragen: