Wie mag zijn of haar land vertegenwoordigen in Parijs? Met de Olympische Spelen voor de deur zijn er voor veel atleten dromen uitgekomen, maar voor andere sporters is het doek gevallen. Op voorhand zou men denken dat deze beslissingen, hoewel altijd gepaard gaande met veel teleurstelling, rechtvaardig en objectief tot stand komen. Aangezien er duidelijke criteria zijn waaraan voldaan moet worden om geselecteerd te worden. In de praktijk kan dit helaas anders uitvallen, zoals de Nederlandse golfer Joost Luiten aan den lijve heeft ondervonden. Kjell Klomp, juridisch adviseur van Vissers Legal, geeft uitleg bij dit voorbeeld.
Joost Luiten staat al vele jaren te boek als de beste Nederlandse golfer. Hierdoor verkeerde hij in de veronderstelling dat hij door sportkoepel NOC*NSF zou worden uitgezonden als Nederlandse deelnemer aan het Olympische golftoernooi in Parijs. Dit te meer aangezien hij voldeed aan de door het IOC en de internationale golfbond (IGF) gestelde kwalificatievereisten. De Olympische droom van Luiten spatte uiteen toen NOC*NSF bekendmaakte om géén mannelijke Nederlandse golfers uit te vaardigen naar de spelen.
NOC*NSF, een vereniging waarbij vrijwel alle Nederlandse sportbonden zijn aangesloten en tevens verantwoordelijk voor het uitvaardigen van atleten naar de spelen, hanteert strengere selectiecriteria. Hoewel een atleet dus kan voldoen aan de internationale kwalificatiecriteria, kan NOC*NSF alsnog besluiten een sporter niet af te vaardigen. Specifiek voor golf hanteerde NOC*NSF als kwalificatie-eis dat mannelijke golfers binnen de top 27 en vrouwelijke golfers binnen de top 24 van de Olympische ranglijst moesten staan. Luiten, die op dat moment 40e stond, werd geacht geen redelijke kans te hebben om zich te voegen in de top 8 van het Olympische golftoernooi. Daarom besloot NOC*NSF om geen enkele mannelijke Nederlandse golfer uit te vaardigen naar de Spelen. Dit tot grote frustratie van Luiten, die ook al de spelen in Tokio aan zich voorbij moest laten gaan. In een poging alsnog kwalificatie af te dwingen startte Luiten een kort geding om het verenigingsrechtelijke besluit van NOC*NSF aan te vechten.
Na een succesvolle rechtszaak werd Luiten door de Nederlandse rechter in het gelijk gesteld, waardoor NOC*NSF verplicht werd om Luiten in te schrijven voor de Olympische Spelen. Het beoogde resultaat leek daarmee behaald, maar er zat nog een kink in de kabel.
De Internationale Golf Federatie (IGF) had Luiten's plek al toegewezen aan een andere golfer voordat de Nederlandse rechter uitspraak had gedaan. Ondanks pogingen van de IGF om een uitzondering te krijgen van het IOC om het deelnemersveld te vergroten, werd dit verzoek afgewezen. Hierdoor werd Luiten alsnog uitgesloten van deelname.
Deze situatie heeft niet alleen geleid tot discussie over de selectiemethoden van NOC*NSF, maar ook bredere vragen opgeroepen over de transparantie en rechtvaardigheid van dergelijke procedures in de sportwereld. Hoewel Luiten’s juridische overwinning een belangrijke stap was, laat het eindresultaat zien dat zelfs gerechtelijke uitspraken soms niet voldoende zijn om institutionele beslissingen te keren.
Luiten lijkt hiermee tegen de keiharde institutionele muren van de internationale sportwereld aan te lopen, maar dit betekent niet dat hij definitief de strijdbijl moet begraven. Luiten heeft nog de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het Court of Arbitration for Sport (CAS), het hoogste gerecht specifiek opgericht voor geschillen in de sportwereld en biedt een platform voor atleten en sportorganisaties om hun geschillen op een eerlijke en neutrale manier te beslechten.
Hoewel Luiten al heeft laten weten zijn strijd te staken, kan hij een beroep indienen bij het CAS tegen de beslissing van de IGF en het IOC. Hij moet dit doen binnen 21 dagen na kennisgeving van de beslissing waartegen hij beroep aantekent.
Gezien de spoedeisendheid van het geval zou op het eerste gezicht de Ad Hoc afdeling van het CAS mogelijk een uitweg bieden. Deze afdeling van het CAS is ingesteld voor de beslechting van geschillen die ontstaan vlak voor of tijdens grote sportevenementen en die binnen een termijn van 24 uur definitief moeten worden beslecht. Maar, volgens de regels vallen alleen geschillen die binnen 10 dagen voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen plaatsvinden onder de bevoegdheid van de Ad Hoc afdeling. De Ad Hoc afdeling is dus niet bevoegd voor deze zaak.
De zaak zal dus aanhangig moeten worden bij de reguliere ‘Appeals Division’ van het CAS. Hoewel deze procedure normaal veel tijd in beslag neemt, kan de CAS in dringende gevallen en op verzoek binnen zeer korte tijd voorlopige maatregelen gelasten of de uitvoering van een beslissing waartegen beroep is ingesteld opschorten.
Een beroep kan door het CAS worden behandeld als het gericht is tegen een beslissing van een federatie, associatie of sport-gerelateerde instantie, op voorwaarde dat de statuten of reglementen van die specifieke instantie dit toelaten. Dit principe is expliciet vastgelegd in artikel R.47 van de CAS Code. Kenmerkend voor CAS-arbitrage is dat de arbiters zowel de feiten als het recht volledig opnieuw beoordeelt. Dit staat bekend als het ‘de novo’-karakter van de CAS-procedures. Proces technisch lijkt het dus alsnog mogelijk voor Luiten om de beslissing aan te vechten en de bestreden besluiten aan te tasten.
Het lastige aan deze kwestie is dat Luiten nu niet meer in beroep gaat tegen de beslissing van het NOC*NSF om hem niet uit te vaardigen naar de Olympische Spelen, maar tegen de beslissing van het IOC om geen deelnemers meer toe te voegen aan het deelnemersveld. Na het kort geding heeft NOC*NSF Luiten namelijk alsnog aangemeld voor de spelen. Het IOC heeft op basis van de reglementen van de IGF besloten hem niet toe te laten, omdat Luiten’s plek op grond van de gepubliceerde kwalificatieprocedures van de IGF al was toegewezen aan een ander. Uit de kwalificatieprocedure volgt dat NOC*NSF namelijk vóór 27 juni 2024 had moeten bevestigen of zij de gereserveerde quota plaatsen voor de spelers die voldeden aan de selectiecriteria van de IGF wilde gebruiken. Indien dit niet werd aangegeven, zou de IGF op 2 juli 2024 de plek vergeven aan een andere atleet.
De kansen van Luiten om succesvol beroep in te stellen lijken hierdoor gering, nu het IOC de reglementen van de IGF keurig gevolgd heeft en ook het IGF nimmer buiten haar bevoegdheid is getreden. Juist NOC*NSF lijkt te hebben geslapen door te laat de gereserveerde plek voor Luiten op te eisen.
Nu de mogelijkheid tot deelname uitgesloten lijkt te zijn, is de vraag of Luiten nog schadevergoeding kan vorderen. Op grond van het bovenstaande is het wellicht lastig om de IGF of het IOC in rechte te betrekken, nu zij nimmer zijn afgeweken van de vooraf bekende selectiecriteria en overige regelgeving met betrekking tot deelname aan het golftoernooi van de Olympische Spelen van Parijs in 2024.
NOC*NSF daarentegen valt wel het een en ander te verwijten. Het is namelijk in rechte vast komen te staan dat de selectieprocedure van het NOC*NSF niet legitiem was vanwege de te strenge gehanteerde criteria in relatie tot het IOC. Zij hebben dit na de uitspraak zelf ook ingezien door Luiten alsnog aan te melden voor de Olympische Spelen, maar toen was het kwaad al geschied. Hieruit zou men kunnen concluderen dat NOC*NSF onrechtmatig heeft gehandeld jegens Luiten. Hierdoor is Luiten de kans ontnomen om deel te nemen aan de Olympische Spelen. Op basis hiervan zou Luiten een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad kunnen instellen.
Hiervoor is echter vereist dat Luiten kan aantonen dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden als gevolg van het besluit van NOC*NSF om hem niet uit te vaardigen. Dit zal in de praktijk een lastige horde blijken. Het is immers praktisch onmogelijk om deelname aan de spelen in geldwaarde uit te drukken. Het is algemeen bekend dat atleten die een medaille winnen hier een mooi bedrag aan over houden, maar sporters die géén medaille winnen, krijgen over het algemeen prijzengeld/bonussen uitgekeerd. Daarnaast biedt de spelen de nodige publiciteit aan deelnemende atleten. Maar ook de monetaire waarde hiervan is moeilijk om op voorhand vast te stellen. Hierdoor zal Luiten in praktijk niet erg gebaat zijn bij het vorderen van een schadevergoeding.
Luiten is hiermee het slachtoffer geworden van het complexe oerwoud aan selectieprocedures en verenigingsrechtelijke besluiten die voorafgaan aan de afvaardiging van een atleet naar de Olympische Spelen.. Ondanks zijn overwinning tegen NOC*NSF, dat onterecht té strikte criteria hanteerde, blijft Luiten achter met lege handen. Hiermee rijst de vraag of de huidige selectieprocedures wel transparant zijn en de rechtszekerheid van atleten voldoende beschermd wordt.
Hoewel Luiten juridische stappen kan overwegen tegen de IGF of het IOC, is de kans op succes gering, aangezien deze organisaties zich aan vooraf vastgestelde regels hebben gehouden. Wel zou kunnen worden gesteld dat NOC*NSF onrechtmatig heeft gehandeld jegens Luiten, hoewel een dergelijke vordering mogelijk zal stranden op de vraag of Luiten daadwerkelijk schade heeft geleden. Desondanks blijft de emotionele en impact van het gemiste Olympische avontuur aanzienlijk. In de praktijk kan een schadevergoeding Luiten wellicht niet de voldoening geven die hij zoekt, nu zijn droom om deel te nemen aan de Spelen al is verwoest.
Foto: Andre61 / Shutterstock.com
Kjell Klomp is juridisch adviseur bij Vissers Legal, waar hij zich specialiseert in onder andere het sportrecht en het arbeidsrecht. Naast zijn rechtenachtergrond heeft hij ook ervaring op het gebied van sportsmanagement door het volgen van de master Sports Management & Legal Skills bij ISDE, waar hij een kijkje in de keuken heeft gekregen in de organisatie van FC Barcelona.
Dit is de tiende aflevering van een maandelijkse rubriek rond sport & recht door de specialisten van Vissers Legal. Lees ook deze eerdere bijdragen: