Door goede contacten te onderhouden, "in de breedte en diepte", met zo veel mogelijk internationale federaties, probeert NOC*NSF van betekenis te zijn in het internationale sportbestuur. De aanwezigheid van een Nederlander in het IOC kan daar zeker bij helpen, al moet diens invloed ook niet worden overschat, aldus NOC*NSF-directeur Marc van den Tweel. Hij zou "heel blij en enthousiast" worden van een Nederlands IOC-lid. Over de lobby daarvoor, en wat daarbij het aandeel is van IOC-erelid koning Willem-Alexander, wil hij niets zeggen. “Dat is het geheim van paleis Noordeinde.”
In 2018 trok Camiel Eurlings zich onder druk van NOC*NSF terug als lid van het IOC. De Limburger was in opspraak gekomen door een handgemeen met zijn vriendin. De zaak werd afgedaan met een schikking; toch vond NOC*NSF dat het niet langer vertegenwoordigd kon worden door iemand die zijn vriendin had mishandeld (als IOC-lid was Eurlings qualitate qua ook lid van NOC*NSF).
Voor het IOC had Eurlings niet weg gehoeven. Integendeel. Voorzitter Thomas Bach was dik tevreden over zijn functioneren als lid van de financiële commissie van het IOC en later als voorzitter van de commissie communicatie. Hij beschouwde Eurlings faux pas als een persoonlijke aangelegenheid. Bach heeft ook nooit een vervanger willen benoemen, waardoor Nederland het nu al zeven jaar moet stellen zonder vertegenwoordiger in het hoogste olympische orgaan.
Vorige maand maakte Thomas Bach plaats voor zijn opvolger Kirsty Coventry. Dat alleen al opent nieuwe perspectieven voor een Nederlandse vertegenwoordiger. Bij velen – al is dat niet de visie van NOC*NSF – bestaat immers de indruk dat Nederland bewust door Bach een nieuw IOC-lid is onthouden, omdat hij het niet eens was met de gedwongen aftocht van Eurlings. Van Coventry mag verwacht worden dat ze met een open blik naar de kwestie kijkt.
Het IOC benoemt zijn leden autonoom, zonder inspraak van derden of democratisch proces. Dat leverde in het verleden al verrassende keuzes op voor Nederlanders in het IOC. Terwijl andere kandidaten zichzelf bijzonder geschikt vonden en aan de zijlijn al warmliepen, werden vanuit het niets Anton Geesink (1987), prins Willem-Alexander (1998) en Camiel Eurlings (2013) benoemd.
Een land kan geen lidmaatschap opeisen of afdwingen. Lobbyen mag natuurlijk wel. Nederland is een vooraanstaand sportland. Enige honderden Nederlanders zijn als bestuurder of commissielid actief in internationale federaties. Nog belangrijker: Nederland kan bogen op buitengemeen veel sportsucces. Sinds de Olympische Spelen van 2000 in Sydney maakt ons land vrijwel onafgebroken deel uit van de tien best presterende landen. Vorig jaar in Parijs reikte Nederland met vijftien gouden, zeven zilveren en twaalf bronzen medailles zelfs tot een ongekende zesde plaats.
Van de andere landen uit de top tien van Parijs is alleen
Zuid-Korea met één lid in het IOC vertegenwoordigd. De overige landen
(Verenigde Staten, China, Japan, Australië, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië
en Duitsland) hebben twee of meer IOC-leden. Nederland niet één! Wat moet
Nederland doen om opnieuw een IOC-zetel in de wacht te slepen? In stilte
wachten tot het Coventry behaagt weer een Nederlander te benoemen? Rekenen op
de overtuigingskracht en invloed van IOC-erelid koning Willem-Alexander? Of de kaart
uitspelen dat Nederland, als enige van de toptienlanden, géén IOC-lid heeft?
Dat laatste is zinloos, aldus Marc van den Tweel, algemeen directeur van NOC*NSF. "Het zou mooi zijn als er weer een Nederlands IOC-lid komt. Daar zouden we heel blij en enthousiast van worden. Maar een een-op-eenlink met sportieve prestaties is er niet. Kijk naar België. Dat heeft drie IOC-leden, terwijl hun prestaties op de internationale sportladder niet spraakmakend zijn. Overigens zijn dat IOC-leden met de Belgische nationaliteit, maar ze zijn dat niet namens België. Ingmar De Vos is IOC-lid omdat hij voorzitter is van de internationale hippische federatie. Maar ook wie op persoonlijke titel IOC-lid is, is dat niet namens zijn land. Je wordt geen IOC-lid om je land te vertegenwoordigen, maar om in je land de olympische gedachte uit te dragen. Dat is heel wat anders."
Noch Van den Tweel noch Herbert Wolff, directeur Internationale Betrekkingen van NOC*NSF en ook aanwezig bij het gesprek, heeft in zijn contacten met het IOC ooit het gevoel gehad dat Nederland na het vertrek van Eurlings door Bach op het strafbankje is gezet.
Van den Tweel: “Er moeten ook vacatures zijn natuurlijk. Een
nieuw lid kan alleen benoemd worden als er een IOC-zetel vrijkomt. En aan elke
IOC-zetel zijn functionele eisen verbonden, je moet bepaalde kwaliteiten
inbrengen. Ik denk dat Nederland op elk vlak voldoende
goede kandidaten heeft, maar wij gaan niet over die kandidatuur, dat doet het
IOC zelf. Een lobby opzetten voor een IOC-zetel, voor zover je dat al kunt
doen, zal dus beperkte invloed hebben.”
"Ik denk dat Nederland op elk vlak voldoende goede kandidaten heeft, maar wij gaan niet over die kandidatuur, dat doet het IOC zelf"
Of en hoe NOC*NSF actief lobbyt voor een Nederlander in het IOC, laat Van den Tweel in het midden. “Dat is een ingewikkeld en buitengewoon delicaat proces. Alles wat ik daarover zeg, vermindert de kans op succes.”
Wel maakte hij in februari, toen NOC*NSF-voorzitter Anneke van Zanen-Nieberg in Frankfurt in het bestuur van het Europees Olympisch Comité (EOC) werd gekozen, kennis met IOC-voorzitter Kirsty Coventry. “Zij en alle andere kandidaten voor het IOC-voorzitterschap waren daar ook aanwezig. We zien elkaar binnenkort ongetwijfeld opnieuw, als Anneke en ik in Lausanne op audiëntie gaan. Het mooie is wel dat Coventry meteen in de eerste ronde met meerderheid van stemmen is gekozen. Ze heeft dus een license to operate, armslag om beslissingen te nemen.”
Ook over de eventuele lobbyactiviteiten van koning Willem-Alexander als erelid van het IOC houdt Van den Tweel de lippen op elkaar. "Laat ik het antwoord geven dat ik kan geven. Er zijn warme banden tussen de koning en NOC*NSF. Er is regelmatig contact. Hoe vaak en waar de gesprekken over gaan, kan ik niet zeggen. Dat valt onder het geheim van Noordeinde."
Zo gesloten als hij is over de lobby voor een Nederlandse
IOC-zetel, zo open is Van den Tweel over hoe NOC*NSF invloed probeert uit te
oefenen in het internationale sportbestuur. "We hebben de afgelopen jaren hard
gewerkt aan het opbouwen van relaties. Ook ondersteunen we Nederlandse
sportbestuurders die internationaal actief willen worden in hun ambities. We
vertellen ze wat de beste route is, proberen ze op te leiden. Soms lukt het ze
te kandideren voor een positie en worden ze gekozen, soms niet. Zo bouw je een
netwerk op, op alle niveaus. Als je bij internationale
federaties met 25 sleutelpersonen een goed, functioneel en vriendelijk
contact hebt en je probeert dat structureel te verbreden en te verdiepen, kun
je veel bereiken. Meer dan één enkel Nederlands IOC-lid zou kunnen. Mits je
opereert vanuit de houding dat je niet alleen komt halen, maar ook komt
brengen."
"Onze wereld verandert niet als er morgen een Nederlands IOC-lid is.”
Want dat is volgens Van den Tweel soms het probleem van Nederlanders in internationale contacten: ze zijn nogal zakelijk ingesteld en wat hoekig in de omgangsvormen. De focus ligt op: What’s in it for me? Ook als ze het niet zo bedoelen, worden ze wel vaak zo ervaren. Van den Tweel: "Dat is niet de manier om internationaal succesvol te zijn. Dat hoor je ook als je met Buitenlandse Zaken praat, waar ze regelmatig workshops organiseren over internationaal zakendoen. Als Nederlanders bereid zijn mee te bewegen, iets handiger worden in de omgang en hun houding omdraaien naar ‘hoe kan ik bijdragen aan het geheel en anderen van dienst zijn?’, dan zijn ze vaak heel erg welkom. Want Nederlanders zijn over het algemeen wereldburgers, spreken goed hun talen, zijn gewend te reizen en zijn dus prima in staat om in een internationale context te functioneren. We hebben hier de laatste jaren echt een slag in gemaakt. Op alle niveaus waarop we actief zijn, maken we duidelijk dat we kennis en ervaring inbrengen en bereid zijn die te delen. We doen mee in allerlei besturen, commissies en werkgroepen, dus onze invloed is enorm verbreed. Dat moet ook. Als je invloed wilt hebben in het internationale sportlandschap, dan moet je op veel plekken zijn. Dat is niet afhankelijk van een IOC-positie. Als er weer een Nederlander IOC-lid wordt, heeft dat beperkte impact, want hij of zij is maar één van de maximaal 115."
Alleen door contact te onderhouden, “in de breedte en diepte”, met zo veel mogelijk bonden en internationale federaties, kan Nederland echt van betekenis zijn in het internationale sportbestuur, meent Van den Tweel. Ook het IOC is nadrukkelijk onderdeel van deze “beïnvloedingsfilosofie”. We hebben uitstekende contacten met de werkorganisatie van het IOC in Lausanne, waar 700 mensen werken en beleid uitvoeren. Hetgeen – al weet ik dat natuurlijk niet zeker, omdat het IOC een relatieve black box is – óók bijdraagt aan de benoeming van een Nederlander in het IOC. Al blijf ik zeggen: onze wereld verandert niet als er morgen een Nederlands IOC-lid is."
Dit is het eerste deel van een artikel uit vakblad Sport & Strategie. Volgende week deel 2: Hoe NOC*NSF nieuwe internationale sportbestuurders klaarstoomt.
Lees ook: