Wat is er veranderd aan het werk van sportfunctionarissen?

Vijf vragen over vier jaar Brede Regeling Combinatiefuncties

Vanaf dit jaar gelden er nieuwe afspraken voor de Brede Regeling Combinatiefuncties (BRC). Een mooi moment om terug te blikken op de ontwikkelingen sinds de start van de regeling in 2019. Richten sportfunctionarissen (vaker bekend als buurtsportcoaches) zich ten opzichte van 2019 op andere doelgroepen? Zijn hun werkzaamheden veranderd? Angelina Gómez Berns en Eva Heijnen, onderzoekers bij het Mulier Instituut, beantwoorden vijf vragen over dit thema.

1. Hoe zag het werk van sportfunctionarissen eruit tijdens de eerste Brede Regeling Combinatiefuncties (2019-2022)?

In de regeling vóór de BRC lag de focus van sportfunctionarissen met name op het verbinden van onderwijs met sport (en cultuur) en op sporten en bewegen voor alle inwoners uit de buurt. Vanaf 2019 ligt de focus vooral op inclusie van kwetsbare groepen in de sport, verbindingen leggen en sportaanbieders versterken.

Hoewel verbinden het vaakst centraal staat in het werk van de sportfunctionaris, verschillen de werkzaamheden per gemeente. Iedere gemeente heeft namelijk met verschillende problematieken en ontwikkelingen te maken. Gemeenten bepalen zelf hoe ze de BRC gebruiken. In een gemeente waar vooral ouderen wonen die weinig sporten en bewegen, zullen sportfunctionarissen zich bijvoorbeeld vaker op deze doelgroep richten.

Opvallend is dat vrijwel alle gemeenten (99%) sportfunctionarissen inzetten op de verbinding van sport en bewegen met het onderwijs. Dat was in 2019 ook al zo. Mogelijk komt dit doordat het onderwijs de sector is waar sportfunctionarissen van oudsher actief zijn. Verder waren sportfunctionarissen tussen 2019 en 2022 in veel gemeenten betrokken bij sportaanbieders en de welzijnssector, zoals de sociale wijkteams. Groepen waar sportfunctionarissen in de meeste gemeenten op zijn ingezet, zijn kinderen, jongeren, ouderen en mensen met een beperking.

2. Wat is er veranderd in de taken die sportfunctionarissen uitvoeren in het onderwijs en bij sportaanbieders tussen 2019 en 2022?

In bijna alle gemeenten organiseerden sportfunctionarissen buitenschools sportaanbod, zoals toernooien en clinics. In ruim vier op de vijf gemeenten waren ze verantwoordelijk voor de doorverwijzing van leerlingen en ouders naar sportmogelijkheden in de gemeente. Tussen 2019 en 2022[1] is het takenpakket van de sportfunctionarissen in het onderwijs uitgebreid. Meer gemeenten zetten anno 2022 sportfunctionarissen in om:

  • scholen te ondersteunen bij de ontwikkeling van beleid voor sport- en bewegingseducatie;
  • medewerkers van scholen te adviseren over sportmogelijkheden in de gemeente; en
  • (vak)leerkrachten onder schooltijd te assisteren.

Bij sportaanbieders zetten gemeenten sportfunctionarissen het vaakst in om de samenwerking tussen organisaties te bevorderen en het (vrijwillig) kader (zoals bestuur, trainers en coaches) te versterken of te adviseren. Dit heeft mogelijk te maken met de verbreding van de BRC in 2019 ten opzichte van de voorgaande regeling: inzet op het verduurzamen en innoveren van sport- en beweegaanbieders werd er onderdeel van.

In dat kader ging bij meer dan vijftig sportverenigingen in 2019 de pilot clubkadercoaching van start. In 2022 zetten meer gemeenten sportfunctionarissen in op samenwerking en versterking van het kader dan in 2019. Sportfunctionarissen hebben ten opzichte van 2019 ook vaker de taak om:

  • het bestuur te versterken en te adviseren;
  • diversiteit en inclusief sporten te promoten; en
  • een positieve sportcultuur en veilig sportklimaat vorm te geven.

[1] Mogelijk heeft corona (ook) een rol gespeeld bij de veranderingen in de taken, doelgroepen en inzet van de sportfunctionarissen. Het coronavirus heeft de sport- en beweegdeelname van Nederlanders onder druk gezet. Vooral mensen die al minder bewogen en een slechtere gezondheid hadden, sporten en bewegen (tijdelijk) minder (Pulles et al., 2022).

3. Wat is er tussen 2019 en 2022 veranderd in de doelgroepen waarop sportfunctionarissen worden ingezet ?

Qua leeftijdsgroepen is in de periode 2019-2022 het aandeel gemeenten dat inzet op jongvolwassenen en volwassenen het sterkst toegenomen. In 2022 zette 60 en 64 procent van de gemeenten hun sportfunctionarissen op die groepen in (in 2019 respectievelijk 51% en 54%). Toch is er nog altijd meer inzet op kinderen (negen op de tien gemeenten), jongeren en ouderen (beide acht op de tien gemeenten).

De inzet op (jong)volwassenen is mogelijk toegenomen doordat de inzet op kwetsbare groepen in de regeling belangrijker werd. In voorgaande regelingen ging het vooral om kinderen en jongeren. Kwetsbaren zijn in alle leeftijdsgroepen vertegenwoordigd.

Groepen waarvoor sport en bewegen minder vanzelfsprekend is, en waar veel gemeenten aandacht voor hebben, zijn:

  • mensen met een beperking;
  • mensen met overgewicht;
  • mensen uit lage-inkomenshuishoudens; en
  • mensen met een migratieachtergrond of vluchtelingen.

De groep waarvoor de meeste gemeenten in 2022 sportfunctionarissen inzetten, is mensen met een beperking (78%). Het aandeel gemeenten dat sportfunctionarissen inzet op mensen met overgewicht, is tussen 2019 en 2022 sterk toegenomen: van 60 naar 73 procent. Ook voor sport- en beweegstimulering voor mensen uit lage-inkomenshuishoudens en mensen met een migratieachtergrond of vluchtelingen zetten meer gemeenten sportfunctionarissen in. De toegenomen inzet op die laatste groep lijkt vooral te maken te hebben met de oorlog in Oekraïne (Gómez Berns & Van Stam, 2023)..

Al met al zetten steeds meer gemeenten sportfunctionarissen in op specifieke doelgroepen. Dat lijkt een gevolg van de ambities uit het deelakkoord ‘Inclusief sporten en bewegen’ van het Nationaal Sportakkoord en van de doelen van de BRC.

4. Wat heeft de inzet van sportfunctionarissen opgeleverd tussen 2019 en 2022?

Door de verschillen in inzet op gemeentelijk niveau is het lastig om uitspraken te doen over opbrengsten van de regeling op landelijk niveau. Enerzijds komt dat doordat het ingewikkeld is om de effecten op het niveau van gedragsverandering bij mensen direct te koppelen aan de inzet van sportfunctionarissen. Binnen een gemeente zijn veel factoren van invloed op de sport- en beweegdeelname van inwoners, dus een direct verband is vaak niet vast te stellen. Anderzijds ontbreekt het vaak aan goede en structurele lokale monitoring (van Stam & Pulles, 2021).

Toch blijken uit peilingen van het Mulier Instituut onder sportfunctionarissen, hun werkgevers en gemeenten een aantal belangrijke resultaten van het werk van sportfunctionarissen: verbindingen leggen tussen verschillende sectoren, kwetsbare groepen bereiken, een kwaliteitsimpuls voor het bewegingsonderwijs en een verhoogde sportdeelname. Een aantal voorbeelden van hoe deze functionarissen dat deden zijn:

Monitoring, evaluatie en onderzoek kunnen helpen om de lokale effecten inzichtelijk te maken.

5. Wat kunnen we de komende jaren verwachten?

Met de vrijheid die gemeenten hebben om invulling te geven aan de werkzaamheden van sportfunctionarissen, is het niet gek dat er allerlei functietitels zijn ontstaan. Buurtsportcoach, beweegcoach, sportconsulent, beweegconsulent, sportdocent, verenigingsondersteuner, clubkadercoach, sportmakelaar, gezondheidsmakelaar en talentcoach zijn slechts een greep uit de uiteenlopende functietitels. Met de herziene BRC brengt de overheid hier vanaf 2023 meer structuur in aan. Daarin staan zes profielen beschreven:

  • de buurtsportcoach;
  • de cultuurcoach;
  • de combinatiefunctionaris onderwijs;
  • de clubkadercoach;
  • de beweegcoach; en
  • de coördinator sport en preventie.

De komende jaren kunnen we dus meer verbinding van sport en bewegen met andere sectoren verwachten. Dit zullen met name welzijnsorganisaties zijn, gezien de samenhang met andere (preventie)akkoorden. Daarnaast verwachten we dankzij de ontwikkeling van de zes profielen een gestructureerde en gerichtere inzet van sportfunctionarissen. Deze inzet zal vooral gericht zijn op inclusie en diversiteit, een sociaal veilige sport, vitale sportaanbieders en de ontwikkeling van motorische vaardigheden van kinderen. Dat zijn vier belangrijke ambities van het Sportakkoord II.

Foto boven artikel: via Buurtsportcoach Kompas

Lees ook: