"Nederlandse sportsector scoort hoog op innovatie"

Hoogleraar Strategisch Management en Innovatie Henk Volberda (UVA) over de vergelijking van de sport met het bedrijfsleven in de eerste Sportinnovatiemonitor

Hoe innovatief is de Nederlandse sportsector? Die vraag wordt beantwoord in de vandaag gepresenteerde Sportinnovatiemonitor. In dit niet eerder uitgevoerde onderzoek van het Amsterdam Centre for Business Innovation (ACBI) van de Universiteit van Amsterdam en het Mulier Instituut in opdracht van Sportinnovator wordt de sport vergeleken met het Nederlandse bedrijfsleven. "We zien dat de sport hoger scoort op innovatie dan de doorsnee Nederlandse organisatie", zegt professor Henk Volberda. Hij ziet ook verbeterpunten. Zo loopt de breedtesport qua innovatie achter op de topsport en wordt ook nog veel van elkaar gekopieerd binnen de sport in plaats van zelf met vernieuwing te komen.

Voor een goede nulmeting van het innovatieklimaat moesten de onderzoekers van het ACBI en het Mulier Instituut eerst de definitie van sportinnovatie bepalen. "Wij hebben dat vastgesteld op: de ontwikkeling en/of introductie van nieuwe producten, diensten en sportactiviteiten die de beoefening van sport direct raken en die primair gericht zijn op het bevorderen van sport en bewegen", licht onderzoeksleider Volberda toe. Bij de monitor werden drie indicatoren van sportinnovatie gebruikt: de mate van nieuwheid, de frequentie van innovaties en de impact.

Inzetten op nieuwe samenwerking

Als het gaat om de mate van nieuwheid trekt de hoogleraar Strategisch Management en Innovatie van de Amsterdam Business School van de UVA interessante conclusies. “De sportsector is heel erg innovatief in vergelijking met andere sectoren, maar wat we wel zien dat het vooral voor de sportsector nieuw is”, zegt Volberda. Hij adviseert daarom om meer te investeren in onderzoek en ontwikkeling en vooral in meer onderlinge samenwerking. “Dat gebeurt al wel, maar dan vooral door leveranciers en gebruikers bij sportattributen. Er kan nog meer ingezet worden op innovaties die heel erg nieuw zijn voor de hele sector.”

De bredere blik die daarvoor nodig is, ziet Volberda terug in het uitgebreide netwerk van Sportinnovatorcentra. Als goed voorbeeld van radicale innovatie noemt hij de coachboot die op waterstof vaart van het Sailing Innovation Centre in Den Haag. "Op dat soort innovatie waar kennisinstellingen en bedrijfsleven zijn betrokken kan de sport nog meer inzetten. Die sportlabs geven echt een boost aan innovatie."

Een impressie van de op waterstof gedreven coachboat.

Vernieuwen vs. kopiëren

De Sportinnovatiemonitor constateert dat in de sport vernieuwing snel van elkaar wordt overgenomen. Dat is op zich gunstig, zegt Volberda. "Dat betekent dat men veel onderling contact heeft. Als een vereniging of bond iets doet dan denkt een ander: daar moet ik in meegaan. Het is belangrijk niet alleen te kijken naar wat je buurman doet, maar kijk ook verder en durf eens te experimenteren. Als je alleen samenwerkt met leveranciers dan ga je allemaal hetzelfde doen."

Het overnemen van goede vernieuwende voorbeelden gebeurt in grotere mate bij sportverenigingen en in de recreatieve niet-georganiseerde sporten als hardlopen, wandelen en fietsen. "Je ziet dat daar meer accent op imitatie ligt. Zij gaan niet zo snel zelf iets ontwikkelen. De hele nieuwe dingen worden vooral door de professionals ontwikkeld, daar wordt meer geëxperimenteerd." Volberda doelt daarmee op de topsportprogramma’s, topsportevenementen en commerciële sportaanbieders als fitnesscentra. Die professionaliteit verklaart volgens de hoogleraar mogelijk het duidelijke verschil in top- en breedtesport.

Verschil topsport breedtesport

“Wat ik opvallend vind is dat de echte koplopers bij de topsportprogramma’s en evenementen zitten. Zij scoren significant hoger dan bijvoorbeeld sportverenigingen. Bij deze nulmeting hebben wij niet naar de reden gevraagd, maar wij denken dat dit te maken heeft met de mate van professionaliteit. Fitnesscentra scoren ook hoger op innovatie, maar daar zijn ook meer financiële middelen beschikbaar.” Daarnaast ziet hij in de topsport competitie als een belangrijke aanjager voor innovatie. “Die drang om te winnen is groot en dat geeft ook een extra impuls aan innovatie.”

"De urgentie van sportinnovatie speelt net zo bij een sportvereniging als in de topsport”

Henk Volberda - Hoogleraar Strategisch Management en Innovatie (UVA)

Ondanks die grote verschillen binnen de sport, benadrukt Volberda dat het effect van innovatie in de hele sector groot is. "Wij zien dat sportinnovatie over de hele linie loont." Bij het effect van sportinnovatie gaat ook zeker niet alleen om prestaties in de vorm van olympische medailles. "De partijen die meer innoveren hebben een meer solide financiële basis. En je ziet dat de tevredenheid onder sportbeoefenaars, vrijwilligers en toeschouwers toeneemt. Die urgentie van sportinnovatie speelt dus net zo bij een sportvereniging als in de topsport." De monitor laat verder zien dat innovatie in het maatschappelijke vraagstuk van inactiviteit een grote rol kan spelen. "We zien dat meer innovatie voor meer sportbeoefenaars kan zorgen. Vanuit die context is het dus zeker belangrijk om juist in de breedte te innoveren."

Complexe ketens

Met die conclusie wijst het rapport een belangrijk aandachtspunt voor de sportsector aan, zegt Topteam-lid Aarnout Brombacher. Vanuit het Topteam Sport gaf hij samen met Karin van Bijsterveld opdracht voor het opstellen van de Sportinnovatiemonitor. "Innovatie voor de breedtesport blijft een lastig verhaal. Deze monitor laat wat mij betreft ook zien hoe complex die ketens voor het deel sport en bewegen zijn. Een belangrijke vraag die daar speelt is: wie betaalt de rekening en wie profiteert van innovatie? Wil deze monitor in de breedtesport houtsnijden dan zullen die veel complexere ketens moeten worden aangepakt en worden geanalyseerd."

Brombacher onderschrijft daarom de aanbeveling uit het rapport dat sportverenigingen meer moeten worden gestimuleerd om creatief te denken. Tegelijkertijd ziet hij in de praktijk ook dat innovatie niet het eerste is waar sportverenigingen mee bezig zijn. Daar ligt volgens het Topteam-lid nog een grote opdracht. "Ik geloof niet zo dat we innovatie direct via verenigingen kunnen stimuleren, dat gaat eerder via lokale overheden. De drie grote steden Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven doen daarin al goed werk en kunnen een voorbeeld zijn naar andere gemeenten."

Voor Sportinnovator ligt voor de komende jaren nog veel werk in het stimuleren van sportinnovatie, concludeert Brombacher aan de hand van het rapport. "Ik ben blij met wat het programma al heeft bereikt, maar innovatie is niet iets wat volgend jaar klaar is of geregeld is. Wij zijn als Topteam nog niet overbodig."

Ga voor een samenvatting van het rapport naar: sportinnovator.nl/sportinnovatiemonitor

Lees in dit eerdere interview met Volberda over de opzet van de monitor.