Vijf wissels per voetbalwedstrijd is nog steeds veel te weinig

De internationale voetbalspelregelcommissie IFAB beslist deze week of er voortaan vijf wissels per wedstrijd worden toegestaan. Rugnummers vindt dit voorstel nog veel te conservatief.

In den beginne mocht er niet gewisseld worden in het internationale voetbal. De wedstrijd diende uitgespeeld te worden met de startende elf spelers. Een geblesseerde voetballer mocht wel het veld verlaten, maar daarvoor mocht geen nieuwe speler in de plaats komen. Dat zou nog heel lang zo duren, al waren er wel eens ploegen die een alternatieve invulling gaven aan de startende elf.

Dat deden de tweelingbroertjes Hörburger al op 10 april 1910, toen Oranje met 7-0 van België won. Niet de overwinning zelf was daarna onderwerp van gesprek, maar een vermeende illegale handeling van de broers. De Rotterdamse voetballer Arnold Hörburger debuteerde namelijk in deze wedstrijd, terwijl zijn tweelingbroer Anton op de tribune zat. Na een half uur spelen strompelde Arnold geblesseerd van het veld, waardoor Oranje met tien spelers stond. En wisselen was dus verboden.

Heel opmerkelijk was dat aan het begin van de tweede helft dezelfde voetballer weer fris over het veld stuiterde, alsof hij in de pot met toverdrank was gevallen. De Belgen vertrouwden het niet en waren er zeker van dat Anton stiekem de plaats had ingenomen van zijn eeneiige geblesseerde broer – tégen de regels in. Anton en Arnold leken zoveel op elkaar dat toch niemand ze uit elkaar kon houden. Het duo heeft altijd ontkend dat ze deze persoonswissel hebben toegepast, maar het kan bijna niet anders dan dat dit inderdaad zo is gebeurd.

Nieuwe regels

Decennia later werd gestaag de legale wissel ingevoerd. In september 1951 werden in Nederland de eerste wissels toegestaan. Het Nieuwsblad van het Noorden schreef: "In den vervolge zal de doelverdediger wel de gehele wedstrijd door mogen worden vervangen — mits hij als doelverdediger gewond raakt. Behalve deze speler mogen ten hoogste twee andere spelers worden vervangen. Is dit voor de rust al niet gebeurd, dan zal in de tweede helft nog maar één veldspeler vervangen mogen worden."

Zestien jaar later verviel de regel dat alleen geblesseerde spelers vervangen mochten worden. Voortaan mocht gedurende de gehele wedstrijd naar willekeur een speler worden gewisseld. Dirk Nijs, voorzitter van de scheidsrechterscommissie van de KNVB, vond dat maar niets. “Misschien is het wel in het belang van het publiek, maar de sport wordt er door geschaad. Het doet een beetje circusachtig aan. Als het ene nummer niet voldoet, dan pakken we maar een ander.”

De discussie over het aantal invallers gaat daarmee vooral over hoe we tegen het voetbal kijken. Nijs was bang dat deze sport veel te professioneel zou worden als er meer wissels werden toegestaan, omdat coaches zo het verloop van de wedstrijd konden beïnvloeden. Zoals de Leeuwarder Courant in 1967 schreef: "Als het niet goed gaat is men al gauw geneigd om een wijziging aan te brengen."

Nu vinden we het geen enkel probleem meer om een wedstrijd te beïnvloeden met verse spelers. Integendeel, een coach die niet op tijd handelt, hangt een zeer zware persconferentie boven het hoofd. En dat komt vooral omdat voetbal in de afgelopen vijftig jaar veel internationaler en commerciëler is geworden, een miljardenbusiness. Het zit er daarom dik in dat die vijf invallers per wedstrijd een vast gebruik worden, alhoewel het altijd maar afwachten is met de zeer conservatieve IFBA. Als het niet deze week gebeurt, komt het over een paar jaar zeker terug op de agenda.

Eigen voorstellen

Rugnummers vindt vijf invallers per wedstrijd alleen nog steeds te weinig. Waarom neemt het veldvoetbal niet de regels over van het zaalvoetbal met permanente wissels, de hele wedstrijd door? Een speler kan zo even uitblazen om daarna weer verder te gaan. Bij vrije trappen betreedt de specialist het veld om meteen daarna weer op de bank plaats te nemen. In het moderne voetbal worden zoveel kilometers afgelegd dat met deze ingreep de snelheid en dynamiek tot in de laatste seconde aanwezig blijft.

En om nog meer snelheid te krijgen willen we de aftrap op de middenstip afschaffen na een doelpunt. Het spel wordt ter plekke meteen hervat, in het doelgebied van de verdedigende partij. In plaats van tijdverlies met juichende spelers gaat het spel onmiddellijk verder. Zo kan binnen tien seconden de bal alweer aan de andere kant in het goal liggen, leuk voor het wedstrijdbeeld.

Veel meer snelheid en meer dynamiek dus, want de tijd van Dirk Nijs is echt voorbij.

Fotobijschrift: Vitesse-trainer Frans de Munck op een bankje met reservespelers in de wedstrijd tegen Blauw-Wit in 1968. Foto: Jongerhuis, Pieter / Anefo, Nationaal Archief.