Koning Voetbal

De wedstrijd Excelsior – Feyenoord gisteren op de vroege zondagmiddag was een duel uit de jaren zeventig. Feyenoord speelde in het klassieke shirt maar ook in witte broekjes die daar niet bij pasten. Dat moest natuurlijk voor de zwartwitkijkers. Bij Fox Sports vergaten ze bij aanvang van de wedstrijd helaas onder in beeld te vermelden: Feyenoord speelt van links naar rechts. Volgende keer op letten jongens!

Op Woudestein was het sfeervol als tijdens een amateurwedstrijd uit mijn jeugd. Elke aanwijzing vanaf de bank kwam luid en duidelijk binnen in de huiskamer. 'Door door door!' En: 'Positie!' Even later: 'Kijken kijken kijken!' Toen ik boven de tribune aan de lange zijde het reclamebord las, 'Coenen afdichting & geveltechniek', overviel mij een onbedwingbare lust om naar Koning Voetbal te luisteren, de marsmuziek die vroeger steevast over de velden schetterde.

Een grote voetbalcarrière

Koning Voetbal voerde mij terug naar lang vervlogen tijden. Een zondag in 1975, ik was tien jaar oud. In het eerste elftal van mijn clubje RKFC Lindenheuvel speelden mijn ooms, Jo en Ger Storcken. In 1974 werden ze kampioen in de derde klasse en het jaar daarop werden ze opnieuw kampioen en promoveerden ze naar de Eerste klasse F. Apetrots was ik op mijn ooms en als mensen mijn naam vroegen, haastte ik mij altijd om te zeggen dat mijn moeder Storcken heette.
Natuurlijk zou ik in de voetsporen van mijn ooms treden, ik voorzag een grote voetbalcarrière voor mijzelf. De Eerste klasse F was nog maar het begin en het sportpark zou weldra te klein zijn. De huizen aan de Narcissensingel en de Seringenlaan moesten tegen de vlakte, daar zat helaas niets anders op. Ook het eerste rijtje van de Rozenlaan moest er waarschijnlijk aan geloven. Het stadion van RKFC Lindenheuvel zou er komen, dat stond voor mij vast. En ooit zou Lindenheuvel in dat stadion tegen Barcelona de finale om de Europacup I spelen. En winnen, uiteraard. Nadat we met 2-0 achter hadden gestaan, zou ik eerst de 2-1 en de 2-2 scoren, om vervolgens, in de allerlaatste minuut van de wedstrijd, met een snoekduik en een keiharde kopbal in het rechterkruis de winnende treffer op mijn naam te schrijven. Zo zou dat gaan, droomde ik.

Diepvrieskip

Dat zo’n kopgoal uit een snoekduik een Bep-Bakhuyskopbal heette, wist ik nog niet toen ik pas tien jaar oud was. Evenmin was ik op de hoogte van het feit dat de finale van de Europacup I doorgaans op neutraal terrein werd afgewerkt. Ik betwijfel nu zelfs of ik destijds überhaupt wist dat er zoiets als een Europa Cup I bestond. Wel kende ik de naam Barcelona, dat weet ik zeker. Cruijff speelde daar. Wat ik tenslotte ook nog niet wist, was dat ik nooit een sterspeler zou worden, ook niet gewoon ‘een goede speler’, en dat mijn talent zelfs tekort schoot voor het eerste elftal van RKFC Lindenheuvel.

Een fluitsignaal maakte een eind aan mijn mijmeringen. Nog juist op tijd voor de bekendmaking van de winnende lotnummers uit de luidsprekers op Woudestein. De diepvrieskip was gevallen op lotnummer 379 blauw.