Moet de sport politieke rode lijnen trekken?

'Op de Grote Plaat': column van Gerard Dielessen

Gerard Dielessen beschouwt vanaf vandaag in de rubriek ‘Op de Grote Plaat’ maandelijks voor Sport & Strategie Online opvallende gebeurtenissen in de sport. Met name op het gebied van media, leiderschap en internationale sportontwikkelingen. In deze eerste aflevering kijkt hij naar de verbinding tussen sport en politiek en werpt hij de vraag op of de internationale sportwereld politieke rode lijnen zou moeten trekken.

Laat ik deze eerste aflevering van ‘Op de Grote Plaat’ beginnen met een historische uitspraak die Pierre de Coubertin, grondlegger van de moderne Olympische Spelen deed aan het begin van de 20ste eeuw:

‘L'Olympisme... n’a rien à voir avec la politique.’ (Olympisme heeft niets met politiek te maken)

Vrij vertaald: sport en politiek moeten gescheiden blijven. Daar valt heel veel voor te zeggen natuurlijk. Want hoe mooi zou het zijn als we er wereldwijd met z’n allen in zouden slagen om de sport ‘puur’ te houden en ervoor kunnen zorgen dat de absoluut verbindende kracht van sport ertoe zou leiden dat de wereld er een beetje beter van zou worden. ‘Making a better world through sports’, proclameert het Internationaal Olympisch Comité (IOC) immers nog steeds al decennialang op een hele mooie en terechte manier.

De werkelijkheid is anders helaas. Natuurlijk hebben sport en politiek alles met elkaar te maken. Dat heb ik wel geleerd in de ruim elf jaar (2010 – 2021) dat ik als eindverantwoordelijke chef van sportkoepel NOC*NSF rondliep in de nationale en internationale sportwereld. Alleen al het simpele feit dat zowel de breedte- als de topsport in zo’n beetje alle landen ter wereld in belangrijke mate door de desbetreffende nationale overheden wordt gefinancierd, zegt genoeg. Sport is een politieke keuze.

Sochi en Oekraïne

Ook de eerder deze week afgetreden voorzitter van het IOC, Thomas Bach weet er ongetwijfeld alles van. Het grootste deel van zijn termijn als hoogste baas van de sport heeft zich bezig moeten houden met de Russische politiek van Vladimir Poetin. Dat begon al bij de Olympische Winterspelen in Sochi van 2014. Daar bleken nogal wat Russische atleten een door de Russische staat georganiseerd dopingprogramma te hebben gevolgd. Het IOC reageerde furieus. Medailles werden ingetrokken, levenslange schorsingen volgden (die later overigens voor een deel werden teruggedraaid). Ook werd het Russische Olympisch Comité geschorst. En ‘niet-besmette’ sporters konden alleen deelnemen aan de Spelen onder de neutrale vlag. Vervolgens kreeg IOC-voorman Bach te maken met de Russische inval in Oekraïne. Die leidde tot een brede sportieve uitsluiting en symbolische ‘neutralisering’ van Russische sporters. Sindsdien balanceert het IOC tussen solidariteit met Oekraïne én het Olympische principe dat ieder individu moet kunnen meedoen aan de Olympische Spelen. Een dunne lijn.

"Het lijkt er in deze complexe geopolitieke wereld op dat het sportveld zo’n beetje nog de enige plek is waar nog bruggen geslagen kunnen worden"

Gerard Dielessen

Bach was een aanhanger van De Coubertin. Veelal viel hij terug op de Coubertins waarden. Zo maakte hij er nooit een geheim van dat hij geloofde in het individuele recht op deelname door juist sport en politiek zoveel mogelijk gescheiden te houden. Hoe moeilijk dat ook was en uiteraard nog steeds is. Zo overtuigde hij de internationale sportwereld ervan dat Russische atleten, als zij niets op hun kerfstok hadden (qua doping) en zich distantieerden van het Oekraïne-beleid van Poetin, toch konden meedoen onder de neutrale Olympische vlag. Ik heb daar altijd respect voor gehad. Het lijkt er in deze complexe geopolitieke wereld op dat het sportveld zo’n beetje nog de enige plek is waar nog bruggen geslagen kunnen worden. Want daar gaan mensen met elkaar in competitie, ongeacht hun afkomst, religie, opvattingen, geschiedenis etc. ‘Making a better world through sports.” Daar moeten we, volgens mij, heel zuinig op zijn.

Rode lijn

Kristy Coventry, de Zimbabwaanse/Amerikaanse opvolger van Thomas Bach komt sinds deze week wat ‘sport en politiek’ betreft niet bepaald in een gespreid bedje. Het Rusland/Oekraïne issue sleept zicht voort en daar is de crisis in het Midden-Oosten bijgekomen. Net als in het onderwijs, kunst/cultuur, de politiek en andere sectoren beginnen opiniemakers nu ook nadrukkelijk de vraag op te werpen of de sport niet massaal afstand moet nemen van het Israëlische Gaza-beleid. Moet, met andere woorden, de (inter)nationale sportgemeenschap meedoen aan het trekken van ‘een rode lijn?’ Ik zou daar vanuit de sport heel voorzichtig mee zijn.

Koepelorganisaties als het IOC, maar ook NOC*NSF representeren landen, bonden en individuen met vaak totaal verschillende opvattingen vanuit totaal verschillende culturen en achtergronden. Daar moet je volgens mij altijd respect voor hebben. Want er is niet iets als één allesomvattende waarheid. Laten we blij zijn dat sporters met al die verschillende inzichten, meningen en standpunten op het sportveld nog steeds met elkaar in competitie gaan.

Sport als instrument

In de geest van Pierre de Coubertin dus. Sport inzetten als instrument, of misschien wel breekijzer, om politieke doelen te realiseren is wat mij betreft een verkeerde route. Over politieke issues moet vooral de politiek zich in eerste instantie uitspreken. Dat is al ingewikkeld genoeg, zagen we afgelopen weekeinde bijvoorbeeld op het partijcongres van GroenLinks/Partij van de Arbeid.

Dat betekent niet dat de sport geen maatschappelijke verantwoordelijkheid hoeft te nemen. Integendeel. Zelf heb ik tijdens mijn actieve periode bij NOC*NSF altijd geprobeerd om bij dit soort complexe vraagstukken in gesprek te gaan met de verschillende betrokken partijen. Vanuit de overtuiging dat sport en maatschappelijke dilemma’s (politiek) nu eenmaal niet zijn te scheiden.

Zo organiseerde NOC*NSF tijdens de Winterspelen van 2014 in Sochi bijvoorbeeld een symposium over ‘mensenrechten en grote sportevenementen’. En zo zijn er meer voorbeelden te geven, waaruit blijkt dat de sport zich maatschappelijk betrokken voelt.

Ik vind het wat dat betreft mooi dat een aantal ex-sporters zich als ‘supporter’ heeft aangesloten bij het ‘Voor Ons Nederland’ initiatief van ex-VVD leider Klaas Dijkhoff, waarmee hij ‘antidemocratische bewegingen’ in ons land wil tegengaan en het zogenoemde ‘milde midden’ een stem wil geven. Zo op het eerste oog, een apolitieke beweging, die probeert los te komen van verouderde en misschien wel vermolmde politieke systemen, die veel te weinig aandacht hebben voor het genuanceerde midden. Een plek waar mensen willen discussiëren op basis van uitgangspunten in plaats van standpunten, zoals ik altijd zeg. Daar is echt veel behoefte aan.

Mooi dat ik sportrolmodellen als Pieter van de Hoogenband, Femke Bol, Ronald Koeman en Yvonne van Gennip tegenkom op de lijst van Dijkhoff.

Terug naar De Coubertin, Bach en Coventry.

Ik ben de komende tijd benieuwd naar hoe het nieuwe leiderschap in Lausanne omgaat met alle turbulente geopolitieke ontwikkelingen en vooral wat de mondiale sport daarvan gaat merken.

Over de auteur

Gerard Dielessen beschouwt vanaf vandaag in de rubriek ‘Op de Grote Plaat’ maandelijks voor Sport & Strategie Online opvallende gebeurtenissen in de sport. Met name op het gebied van media, leiderschap en internationale sportontwikkelingen. Gerard Dielessen stopte na de Olympische Spelen van Tokyo in 2021 als algemeen directeur van NOC*NSF en ging met pensioen. Daarvoor was hij onder andere algemeen directeur van de NOS.

Onder het zijn motto ‘ik ben gestopt, maar nog lang niet klaar’, is Dielessen nu onder andere voorzitter van de Raad van Toezicht van Omroep MAX. Ook is hij voorzitter van zowel de Raad van Toezicht van de Stichting Alpe d’HuZes als RTV Drenthe en adviseert hij verschillende organisaties en instellingen op het gebied van ‘Dapper Leiderschap.’ Als hartstochtelijk fietser rijdt hij op moment dit samen met een vriend in zes blokken van ongeveer duizend kilometer ‘zijn eigen Giro d’Italia’ langs de grenzen van het Zuid-Europese land.

Lees ook dit artikel naar aanleiding van zijn boek 'Als je de lat lager legt ga je niet hoger springen'