De Paralympische Spelen in Parijs waren een vat vol krachtige verhalen. Sportfilosoof Aldo Houterman raakte gefascineerd door Gabrielzinho, een Braziliaanse zwemmer zonder armen en benen. Het liet hem nadenken over de vraag: wat is een volmaakt mens en hebben wij niet allemaal gebreken?
Vorige week begon mijn dochter met groep zes in de bovenbouw. Uitgeput van alle nieuwe indrukken keek ze hangend op de bank naar het Jeugdjournaal. Daarin kwam een kort filmpje voorbij van Gabrielzinho, een Braziliaanse zwemmer zonder armen en benen. Met behendige flipperbewegingen vanuit zijn heupen won hij met grote voorsprong goud op de 50 meter rugslag van de Paralympische Spelen. Bij de start moest Gabrielzinho nog in een handdoek bijten om stil in het water te kunnen blijven, maar bij de medaille-uitreiking deed hij een zeer soepel dansje, tot groot vermaak van mijn dochter.
De indruk die het korte item wekt is dat deze slechts 1,21 meter lange zwemmer een komische speling is van de natuur. Een fremdkörper die toevallig heel goed kan zwemmen en dansen vanuit een sterk ontwikkeld heupgewricht. Gabrielzinho lijdt aan phocomelie (‘phoca’ betekent: zeehond), een aandoening die zijn moeder ontdekte na vijf maanden zwangerschap. In Nederland kennen we dit door gebruik van het kalmeringsmiddel Softenon in de jaren zestig.
In een interview met het Franse persbureau AFP vertelt de 22-jarige Braziliaan: "Ik kan niet tellen hoeveel obstakels ik elke dag moet overwinnen, maar het maakt me sterker." Gabrielzinho geeft met deze uitspraak gestalte aan de gedachte dat een handicap niet alleen als een gebrek of disfunctie kan worden gezien, maar ook als iets wat je sterker maakt. Op de Spelen van Tokio won hij, vlak nadat hij hoorde dat zijn opa was overleden, twee keer goud en een keer zilver. De stomp is voor Gabrielzinho de beste prothese.
"Gabrielzinho wordt met veel moeite en inspanning sterker, ondanks ontelbare obstakels"
In Je moet je leven veranderen (2011), dat de Duitse filosoof Peter Sloterdijk schreef naar aanleiding van de klimaatcrisis, staat een heel interessant hoofdstuk: ‘Alleen invaliden zullen overleven’. Sloterdijk laat zien hierin zien dat niet-gehandicapten van gehandicapten kunnen leren hoe je moet omgaan met een gebrek. Ieder lichaam is namelijk onvolmaakt: we hebben een fiets of auto nodig om ons sneller te kunnen verplaatsen, medicijnen om te genezen en boeken om iets van de wereld te weten. Alleen al wat betreft vervoer, gezondheid en kennis zijn wij allen gehandicapt. 'Invalide' is volgens Sloterdijk daarom geen scheldwoord, maar een adequate beschrijving van de menselijke conditie.
Deze menselijke conditie illustreert Sloterdijk aan de hand van Carl Unthan (1849-1929), iemand die zonder armen werd geboren, maar toch leerde vioolspelen met zijn voeten. In zijn eveneens met zijn voeten getypte autobiografie Das Pediskript vermeldt Unthan dat Frans Liszt volle bewondering hand voor zijn virtuoze spel, ook omdat Liszt zelf uit ervaring wist hoe belangrijk oefening is om iets goed te kunnen. In de afsluitende belijdenis schrijft Unthan:
Ik voel me in niets de mindere van de volledige mens. […] Ik ben nog nooit een mens tegengekomen met wie ik, alle omstandigheden in aanmerking genomen, had willen ruilen. Ik heb oprecht gevochten, meer nog met mezelf dan met de wereld om me heen, maar al die mooie psychische genietingen, die me juist door de gevechten vanwege mijn armloosheid ten deel vielen, zou ik voor geen goud willen missen. (Unthan geciteerd door Sloterdijk 2011, p. 53)
Deze woorden ontslaan ons van iedere neiging om neerbuigend en lacherig te reageren op de atleten van de Paralympische Spelen. Omdat Unthan schrijft niet te willen ruilen met een 'volmaakt mens', houdt hij ons een spiegel voor: welke gebreken hebben wij en hoe leren wij daarmee om te gaan?
Gabrielzinho wordt met veel moeite en inspanning sterker, ondanks ontelbare obstakels. Een fremdkörper in de ogen van mijn dochter, slaagt hij erin iets van zichzelf te maken, terwijl dat op grond van zijn beginvoorwaarden nauwelijks mogelijk is. In het water bewegend als een dolfijn, zou hij een belangrijke inspiratie kunnen zijn voor onze levensstijl in tijden van klimaatcrisis, tanende democratie en opkomende oorlog wereldwijd. Deze beginvoorwaarden stellen ons tot de bijna onmogelijke opdracht te transformeren en te handelen in het belang van de generaties na ons. Daarom hoop ik dat mijn dochter in de bovenbouw leert flipperen als Gabrielzinho.
Literatuur:
Peter Sloterdijk (2011), Je moet je leven veranderen: Over antropotechniek, vert. Hans Driessen, Amsterdam: Boom.
Aldo Houterman schreef ‘Wij zijn ons lichaam: wat sport en beweging ons vertellen over menselijk gedrag’ (Amsterdam: Ambo|Anthos). Op dit moment rondt hij zijn proefschrift af over Michel Serres en Sport aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en doet hij onderzoek naar Sport & Samenleving voor Erasmus Center for Sport Integrity and Transition (ESPRIT).