Het ethisch hart van de sport huilt

Na de vele misstanden in de sport van de laatste jaren constateert Sandra Meeuwsen, sportfilosoof en directeur van onderzoekscentrum ESPRIT, dat de tijd rijp is om in te zien dat ethiek in de sport om aandacht vraagt. "Elke bond heeft hier een eigen pad in te gaan, met vallen en opstaan."

In zijn klassieker ‘Sports, Virtues and Vices’ uit 2008, poneert mijn Britse collega Mike McNamee sport als een unieke sociale praktijk met een sportspecifiek ‘ethical core’. Dit ethisch hart bestaat uit een combinatie van deugden (‘virtues’) binnen een regelgeleide context. Bedreigingen van dit sport-ethisch hart kwalificeert McNamee als ‘vices’; ondeugden. Hoewel vast niet iedereen in sportbeleidskringen kennis heeft genomen van deze theorie, is het opvallend hoe vaak deze definitie van het ethisch hart in de sport een rol speelt in actuele discussies over integriteit. Daarbij wordt dan een absolute, bijna heilige functie toegekend aan het ethisch hart, als het collectieve ‘goede’ in de sport, versus ‘het kwaad’ dat van buitenaf en via ‘slechte’ mensen de sport bedreigt.

Systemisch vraagstuk

Wie durft dit romantische beeld nog te verdedigen? Zeker, er is sprake van een bijzondere ongeschreven moraal in de sport. Fair Play en sportsmanship zijn begrippen die hieraan refereren. Maar de excessen van afgelopen jaren laten ook zien dat het sport-ethisch hart bepaald niet onaantastbaar is. Sterker nog, het ethisch hart van de sport huilt, geraakt en overdonderd door de toename van het aantal misstanden. Denk hierbij niet alleen aan grensoverschrijdend gedrag, maar zeker ook aan doping, geweld, racisme, corruptie, matchfixing en ondermijning. Heel lang werden deze misstanden afgedaan als incidenten of een maatschappelijk probleem. Inmiddels wordt erkend dat er een relatie met de sport zelf bestaat. En dat er sprake lijkt van een systemisch vraagstuk, kort gezegd; geen incidenten, maar een structureel probleem, geworteld in het DNA van de sport.

"De tijd lijkt meer dan rijp om in te zien dat het ethisch hart van de sport geblesseerd is en om zorg en aandacht vraagt"

Sandra Meeuwsen

Maar waarom wordt dan toch nog steeds vastgehouden aan het ‘zuivere’ sport-ethisch hart? Waar de zogenaamde kardinale deugden, ‘prudentia’ (voorzichtigheid), rechtvaardigheid, sterkte en matigheid, de dienst uitmaken. Dit heeft te maken met de collectieve hunkering naar de magie van de sport. Alle betrokkenen in de sport laven zich maar al te graag aan de veel geroemde ‘kracht van sport’. Daarom is de sport zo hecht en loyaal. Dit verlangen maakt het enorm moeilijk te accepteren dat het ethisch hart van de sport ook ‘kwade’ krachten kan ontketenen. Het kwaad is iets van de ander. Men acht zich niet schuldig aan de misstanden die het nieuws halen, en neemt het liefst afstand van de pijnlijke realiteit van een keerzijde van de sport die om aandacht schreeuwt.

Geblesseerd

Dit is de attitude van de onschuld. We voelen ons collectief onschuldig in het genieten van de magie van de sport. Deze attitude verbindt en voelt comfortabel, maar ontneemt tegelijkertijd een heldere blik op de wortels van de integriteitscrisis in de sport. Vanuit deze analyse zijn de recente stappen op weg naar verantwoordelijkheid nemen voor het ontstaan van de misstanden, onder meer het plan om sportbonden een integriteitsplan op te laten stellen, moedig en bewonderenswaardig. Ook een blessure kan pas helen als we erkennen dat er iets mis is, en als we vervolgens beter voor ons lichaam gaan zorgen. Deze parallel doortrekkend, lijkt de tijd meer dan rijp om in te zien dat het ethisch hart van de sport geblesseerd is en om zorg en aandacht vraagt. Elke bond heeft hier een eigen pad in te gaan, met vallen en opstaan. Accepteren dat er in het binnenste van de sport ook destructieve krachten schuilen, net als in ieder mens, is de eerste stap op weg naar heling.

Dit is de eerste column voor Sport&Strategie van Sandra Meeuwsen, sportfilosoof en directeur van Erasmus Center for Sport Integrity & Transition (ESPRIT)

Lees ook dit interview met Sandra Meeuwsen