Gemeenten en sportverenigingen, na 25 jaar nog steeds geen kameraden

Precies 25 jaar geleden, maart 1998, schreef Jan Raateland zijn eerste opinie artikel over de maatschappelijke functie van de sportvereniging. In de Haagse Courant sprak hij zijn verwondering uit over het feit dat de politiek, de gemeenteraad, geen initiatief nam om de positie van sportverenigingen te versterken. In de relatie tussen gemeenten en sportverenigingen is nog weinig veranderd, stelt Raateland in een opinie.

In veel gemeentelijke coalitieakkoorden is in de laatste twee decennia de samenhang beschreven tussen gezondheid, sporten, meer bewegen, sociale cohesie, leefbaarheid en de maatschappelijke functie van sportverenigingen.
Die signalering heeft vijfentwintig jaar na dato, bij nog maar heel weinig gemeenten geleid tot beleid en/of uitvoering op dit gebied.
Nu een kwart eeuw later, gloort er licht aan de horizon.

Achteraf bezien is mijn opinie stuk, het begin van mijn inzet geweest om de maatschappelijke functie van sportverenigingen onder de aandacht te brengen.

Gemeentepolitiek

Logischerwijs startte ik in de gemeente waar ik al 68 jaar woon, het regeringscentrum van ons land. In gesprekken met beleidsverantwoordelijken, manager sport en verenigingsondersteuners, kreeg ik weinig gehoor voor een meer vraaggerichte benadering naar sportverenigingen. Als secretaris van de voetbalvereniging DUNO, had ik al de nodige ervaring opgedaan met hun reactieve- en vanuit aanbod gerichte dienstverlening. Toen ik via de ambtelijke weg onvoldoende aansluiting en enthousiasme ondervond, heb ik mij vervolgens gericht tot de gemeenteraad. In 2011 kreeg mijn voorstel over de instelling van een onafhankelijke belangenorganisatie voor sportverenigingen, steun van de vier coalitiepartijen. Dit weerhield de toenmalige sportwethouder niet, om op advies van zijn ambtelijke staf, het voorstel te ontraden.

Acht jaar en twee coalities later, werd in februari 2019 door bijna de voltallige gemeenteraad een motie aangenomen voor het doen van onderzoek naar een eigen platform voor sportverenigingen in mijn gemeente. Ook deze poging sneuvelde: door de wethouder sport werd de motie afgedaan als 'niet nodig, zo’n eigen platform', op basis van een eigen intern onderzoek(je).

Samenwerking kan niet zonder vertegenwoordiging

Het spreekt voor zich, dat mijn voorstellen in 2011 en 2019 gericht waren op de samenwerking tussen sportverenigingen, gemeenten en andere sectoren, zoals onderwijs, zorg, cultuur, sociale zaken en welzijn.

Voor zo’n samenwerking is een gelijkwaardige positie van alle deelnemers een voorwaarde. De afwezigheid van die gelijke positie komt onder andere tot uiting in de professionele werkcultuur bij gemeente en andere sectoren versus de vrijwillige inzet bij sportverenigingen.

Een lokale vertegenwoordiging van sportverenigingen moet niet verward worden met een lokale sportraad of adviesraad sport. Zij functioneren als een beleidsadviseur van de wethouder; zij beschikken niet over een mandaat van de sportverenigingen en adviseren zij over het gehele gebied van sport en bewegen, waaronder ook de commerciële sportaanbieders.

De belangrijkste argumenten voor een lokale vertegenwoordiging van sportverenigingen zijn:

  • De vele verschillen in sportverenigingen: zaal- of veldsport, individueel, team, aantal leden: grote of een kleine vereniging: 80 % kent 500 leden of minder
  • Verschillen in organisatiekracht, vrijwillige inzet goed of nog onvoldoende op orde, financiële situatie, etc.
  • Iedere vereniging, vrijwillige bestuurder van een sportvereniging, moet zelf haar of zijn weg vinden binnen de gemeente en verbindingen leggen met onderwijs, zorg, welzijn, etc.
  • Een lokaal georganiseerde belangenvertegenwoordiging van sportverenigingen onderscheidt zich als proactief, faciliterend, verbindend en ondernemend.

De bordjes zijn verhangen

En dan is er nog een niet te onderschatten belang: het belang dat de wijk en de buurt heeft bij meer sportverenigingen die bereid en in staat zijn invulling te geven aan de maatschappelijke functie. Daarmee heeft de gemeenteraad 'ineens' een instrument in handen dat al een eeuw zijn waarde voor gemeenschapszin heeft getoond: De sportvereniging. Met een geringe investering in de professionalisering van de sportverenigingen n hun gemeente, plus het faciliteren van een eigen organisatie die hun belangen vertegenwoordigd, kunnen de gemeenteraadsleden een sterke impuls geven aan het meer bewegen en sporten en daarmee de gezondheid van de inwoners.

Het tij is gekeerd

Wat de gemeenteraden van de 342 gemeenten in Nederland goed kan helpen is dat de woordvoerders van de grootste politieke partijen in de Tweede Kamer zich vorig jaar al hebben uitgesproken om sport als een publieke voorziening aan te merken. In een sportwet kunnen de nodige voorwaarden en te stellen eisen worden beschreven. De minister van sport is door de Kamer gevraagd nog voor de zomer met een voorstel van zo’n sportwet te komen. Op 21 juni a.s. is het eerstvolgende sportdebat.

Over de auteur

Jan Raateland zet zich al meer dan tien jaar op allerlei manieren in voor de versterking van sportverenigingen in Nederland. Hij is een van de initiatiefnemers van stichting ONS, een stichting die mensen en sportverenigingen verbindt. www.stichtingons.nl

Lees meer over Jan Raateland in zijn auteursbiografie en op zijn website: De Sportverenigingen.nl