Rutger Arisz: "Welk probleem wordt met het rvt-model opgelost?"

Debat: het raad van toezicht-model moet wel/niet als leidraad gelden voor het besturen van NOC*NSF

Het bestuursmodel van NOC*NSF staat ter discussie. Het huidige bestuur onder leiding van Anneke van Zanen-Nieberg vraagt zich af of de koepel niet moet overstappen van een bestuur bestaande uit vrijwilligers op een raad van toezicht, die bestaat uit professionele bestuurders c.q. toezichthouders. Bestuurslid Rinda den Besten is bezig dat idee nader uit te werken. Het rvt-model is de laatste jaren in tal van sectoren in zwang geraakt, ook in de sport. Na de amateursectie van de KNVB, schaatsbond KNSB en wandelbond KWbN stapte afgelopen zomer ook de wielerunie over op een raad van toezicht. Aanleiding voor Sport & Strategie om een schriftelijk debat over dit onderwerp te organiseren, en wel via de stelling: "Het rvt-model moet wel/niet als leidraad gelden voor het besturen van NOC*NSF". In aflevering 1: Rutger Arisz, oud-voorzitter van roeibond KNRB.

Steeds meer sportbonden veranderen van bestuursmodel. In plaats van het klassieke, uit vrijwilligers bestaande bondsbestuur kiezen ze voor het rvt-model. Daarbij wordt het bestuur vervangen door een raad van toezicht, die bestaat uit professionele toezichthouders, en promoveert de directeur tot directeur-bestuurder (DB).

Voorstanders vinden dat het rvt-model zorgt voor meer eenheid en rust in de organisatie. Een bondsbestuur bestaande uit vrijwilligers heeft, zo wijst de geschiedenis bij veel sportbonden uit, immers de bijna onweerstaanbare neiging zich ook met directie en management te bemoeien. Waardoor al snel de situatie ontstaat van twee kapiteins op één schip.

Maar worden in het rvt-model ook de belangen van de leden van NOC*NSF, te weten de 77 sportbonden die bij de koepel zijn aangesloten, beter behartigd? In het bestaande bestuursmodel hebben de leden via de algemene ledenvergadering (ALV) het laatste woord. In het rvt-model heeft de ledenraad een adviserende, maar geen doorslaggevende rol. Die is aan de professionals in de organisatie. Kortom: in het rvt-model lijken de leden ondergeschikt aan de professionals. Is dat wel gewenst voor een sportbond?

Hieronder de eerste aflevering in dit vijfdelige debat met Rutger Arisz, oud-voorzitter van roeibond KNRB:

De kracht van verenigingen

"De Nederlandse sport is overwegend amateursport, zelfs de topsport die met name via NOC*NSF wordt gefinancierd. Salarissen zijn bescheiden. De Nederlandse sport drijft daarnaast op de kracht van de vele sportverenigingen en hun leden, die zich overwegend vrijwillig inzetten voor hun sport. Ook in het buitenland drijft de sport, in elk geval het roeien, in belangrijke mate op vrijwilligers. Het is belangrijk dat de strategie van een bond en verenigingen direct gedragen wordt door de groep waarop zij betrekking heeft. Dus van binnen de eigen gemeenschap. Dat creëert draagvlak. Daarbij past geen grotere afstand tot een bond. Bij de KNRB wordt zelfs sterk geïnvesteerd in die nauwe band en samenwerking.

Voor zover aanwezig zijn professionals binnen een bond ook regelmatig afkomstig van buiten de bond. Dat is goed voor uitvoering van de strategie, waar ook regelmatig andere expertise en specialisatie gewenst zijn. Op dat niveau alle ruimte voor professionals van buiten de bond. Maar een gezonde mix met liefhebbers van de eigen sport werkt goed.

Internationaal en nationaal kan de directie veel doen, maar uiteindelijk kijkt men naar de gekozen vertegenwoordiger. Dat zijn ook vaak mensen uit de sportgemeenschap die daar de meeste binding mee hebben. De 'democratische legitimatie' van de gekozen vertegenwoordiger en mede om die reden ook de geloofwaardigheid zijn om die reden ook groter."

"Ik ben, op persoonlijke titel, eerder voorstander van een model dat vergelijkbaar is met het Amerikaanse model van president en CEO"

Rutger Arisz

"Ik ben al met al, op persoonlijke titel, dus eerder voorstander van een model dat vergelijkbaar is met het Amerikaanse model van president (externe vertegenwoordiger) en CEO (uitvoerder van de strategie die natuurlijk ook veel belangrijk voorbereidend werk moet doen bij het opstellen van zo’n strategie). Ik heb ook ervaring met een bestuursraad bij een sportvereniging, maar als ik die weeg, brengt dat me niet op een ander standpunt.

Bij de roeibond hebben we overigens altijd veel aandacht besteed aan de diversiteit binnen het bestuur, zodat niet alleen welgestelde pensionado’s maar echt iedereen, ongeacht financiële en agendaruimte, gelegenheid heeft om te besturen. Belangrijke randvoorwaarden.

Hopelijk helpt dit bij de gedachtevorming. Ik vraag me tot slot af welk probleem met het rvt-model wordt opgelost. Dat is me nog niet duidelijk. Tijdsbesteding, daadkracht en besluitvaardigheid zijn voor mij (nog) geen overtuigende argumenten. Die aspecten zijn binnen ieder model wel op te lossen met mandaat, rapportage en leiderschap."

Dit artikel verscheen eerder in het vakblad Sport & Strategie (editie 5-2023)