Topsportbegeleiders spelen belangrijke rol bij stimuleren dopingvrije sport

Vijf vragen over de rol van topsportbegeleiders en hun houding tegenover het gebruik van prestatiebevorderende middelen in de topsport

Het gebruik van prestatiebevorderende middelen (waaronder doping) is in de topsport een bekend gegeven. Welke invloed hebben coaches, medisch begeleiders (sportartsen en voedingskundigen) en naasten (ouders en partners) op de keuze om wel of geen doping te gebruiken? Hoe kijken deze topsportbegeleiders zelf aan tegen het gebruik van doping en de rol die zij daarin spelen? Het Mulier Instituut heeft hier, in opdracht van de Nederlandse Dopingautoriteit, onderzoek naar gedaan. Onderzoeker Agnes van Suijlekom beantwoordt vijf vragen over deze studie.

1. Is een volledig dopingvrije sport haalbaar?

De opvattingen van topsportbegeleiders over wat een ‘schone sport’ inhoudt, lopen erg uiteen. Er is met name verdeeldheid over het gebruik van toegestane prestatiebevorderende middelen (zoals voedingssupplementen). Bij het bepalen van de grens in dit grijze gebied vinden coaches en naasten het vooral belangrijk dat sporters gelijke kansen hebben om te presteren. Bij de medische begeleiding staat het gezondheidsrisico voorop.

Ondanks dit verschil vinden begeleiders uit alle drie de groepen dat een schone sport een utopie is. Een aantal medisch begeleiders en naasten geeft aan dat er, doordat bij topsport de grenzen worden opgezocht, altijd nieuwe middelen zullen komen die worden uitgeprobeerd zolang die nog niet op de dopinglijst staan. Controleurs en anti-dopingorganisaties lopen daardoor altijd achter de feiten aan. Daarom is het volgens de begeleiders onmogelijk om gelijke kansen te creëren in de topsport.

2. Hebben begeleiders invloed op het dopinggebruik van topsporters?

Coaches denken over het algemeen een behoorlijke invloed te hebben op het gedrag en de attitude van topsporters met betrekking tot prestatiebevorderende middelen. Zij denken dat dit komt door de macht die zij hebben om de samenwerking te beëindigen, het vele contact tussen coach en sporter en het gezag van coaches ten opzichte van jeugdsporters. Ook medisch begeleiders en naasten zien de coach als iemand die veel invloed kan hebben, vanwege het intensieve contact en de voorbeeldfunctie van de coach.

Daarnaast heeft een groot deel van de medisch begeleiders, met name sportartsen, het gevoel invloed te hebben op de houding van de sporter tegenover dopinggebruik. De mate van invloed hangt volgens hen met name af van de relatie die zij hebben met de sporter. Zo denken ze de meeste invloed te hebben op sporters wanneer ze veel persoonlijke contactmomenten hebben, bereikbaar zijn, een vertrouwensband hebben en met de sporters meeleven.

Bij jonge topsporters worden ook de ouders als invloedrijke begeleiders gezien, ondanks dat de ouders zelf denken dat de professionele begeleiding meer invloed heeft op de sporter dan de privébegeleiding. Partners worden over het algemeen niet gezien als begeleiders met veel invloed. Zelf denken zij meer een bevestigende dan een sturende rol te hebben.

3. Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor dopinggebruik?

Uit het onderzoek komt naar voren dat de mate van invloed die coaches denken te hebben niet gelijkstaat aan de mate van verantwoordelijkheid die zij voelen. Ondanks de grote invloed van de coaches en sportartsen op het gedrag van de topsporter voelen de begeleiders zich maar deels verantwoordelijk. Zo voelen enkele medisch begeleiders zich verantwoordelijk voor de gezondheid van de sporter en het informeren van de sporter en geven sommige ouders aan dat zij zich verantwoordelijk voelen om hun kind normen en waarden bij te brengen die bij zouden moeten dragen aan de attitude om geen doping te gebruiken. Als het echter aankomt op dopinggebruik door de sporter, zijn er slechts enkele begeleiders die zich hiervoor verantwoordelijk (zouden) voelen. De begeleiders willen vooral de zelfverantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de topsporter stimuleren. De meeste topsportbegeleiders vinden namelijk dat de verantwoordelijkheid voor het gedrag altijd bij de topsporter zelf ligt.

4. Is doping onderwerp van gesprek tussen begeleiders en sporters?

De mate waarin doping bespreekbaar is in het begeleidingsteam van de topsporter blijkt zeer uiteenlopend. Naasten zien bijna allemaal een rol voor zichzelf in het ontmoedigen van dopinggebruik door de topsporter, door doping af te keuren en de sporter te attenderen op risico’s. Bij coaches en medisch begeleiders is echter een tweedeling te zien tussen begeleiders die het onderwerp bewust bespreken en begeleiders die het thema juist bewust onbesproken laten.

De begeleiders die niet over doping praten met hun sporters of enkel reactief handelen (met name coaches), doen dit omdat ze van mening zijn dat doping binnen hun sport geen rol speelt of omdat ze ‘geen slapende honden wakker willen maken’. Zij verwachten dat het ter sprake brengen mogelijk aanzet tot (meer) gebruik. Begeleiders die een actieve rol aannemen in het ontmoedigen van dopinggebruik, kaarten het onderwerp regelmatig bij hun spelers aan door bijvoorbeeld de gezondheidsrisico’s van dopinggebruik te benadrukken of te beschrijven wat zij goed- en afkeuren. Dit zijn veelal medisch begeleiders.

5. Wat kunnen begeleiders doen om bij te dragen aan een schone sport?

Uit het onderzoek blijkt dat sommige begeleiders wel aandacht hebben voor wat niet mag, maar niet voor wat zij vinden dat nog wél mag. Aansluitend op de bevinding dat met name coaches en artsen een grote invloed hebben op de (jonge) sporters is het aannemelijk dat de sporters hierin de zienswijze van de coach of arts overnemen. In het kader van het ontwikkelen van eigen verantwoordelijkheid zou het goed zijn als begeleiders aandacht besteden aan dit grijze gebied. Sporters zouden al in een vroeg stadium gestimuleerd moeten worden zelf na te denken over wat zij acceptabel vinden.

Daarnaast zouden begeleiders zich bewust moeten zijn van de ‘mismatch’ tussen invloed en verantwoordelijkheid. De grote mate waarin de verschillende begeleiders invloed denken te hebben staat niet gelijk aan de beperkte mate waarin zij zich verantwoordelijk voelen voor de sporter als het aankomt op dopinggebruik. De vraag kan worden gesteld of een (jonge) topsporter zelf deze verantwoordelijkheid kan en zou moeten dragen en in hoeverre de sporter daar hulp bij nodig heeft.

Meer weten over hoe topsportbegeleiders hun eigen rol zien en aankijken tegen het gebruik van prestatiebevorderende middelen? Lees de volledige bevindingen in de rapportage ‘De visie van topsportbegeleiders op een schone sport. Neem voor meer informatie contact op met Agnes van Suijlekom.

Foto boven: Shutterstock.com

Lees ook: