Hoe staat de Nederlandse sportvereniging ervoor?

Vijf vragen over vrijwilligers en financiën bij sportverenigingen

Zo’n kwart van de Nederlanders is lid van een sportvereniging, maar hoe staat de Nederlandse sportvereniging ervoor? In deze bijdrage geeft het Mulier Instituut antwoord op vijf vragen over twee belangrijke pijlers van een sportvereniging: vrijwilligers en financiën.

Hoeveel sportverenigingen zijn er in Nederland?

Dat is maar net naar welke cijfers we kijken. De ledencijfers van NOC*NSF en Kamer van Koophandel duiken onder de 24.000 sportverenigingen, het CBS meldde in 2015 ruim 28.000 sportverenigingen omdat zij ook sportverenigingen tellen die niet bij NOC*NSF zijn aangesloten. Met welke cijfers we ook rekenen, alle statistieken laten zien dat het aantal sportverenigingen daalt (figuur 1). Redenen zijn fusies van verenigingen of opheffing van clubs door een gebrek aan leden of vrijwilligers. Waar het aantal sportverenigingen daalt, neemt het ledental van clubs geleidelijk toe. De Nederlandse sportvereniging heeft gemiddeld 184 leden: 38 procent van de verenigingen heeft minder dan 50 leden en slechts 9 procent heeft meer dan 500 leden.

Is de daling van het aantal sportverenigingen bij alle sporten aan de orde?

Nee, zeker niet. NOC*NSF-ledencijfers laten bij golf, wielrennen en atletiek van 2003 tot 2018 een stijging van het aantal verenigingen zien. Bij voetbal en volleybal is het aantal verenigingen sinds 2003 afgenomen. Voetbalbond KNVB is zowel op basis van het aantal lidmaatschappen (ruim 1,2 miljoen) als het aantal verenigingen (3.060) de grootste sportbond, gevolgd door tennis, vissen, golf en gymnastiek. Kijken we naar de top vijf van het aantal verenigingen dan behoort biljart, met 32.000 leden, maar wel met 1200 verenigingen, tot de top vijf. Waar een voetbalclub gemiddeld 398 leden heeft, telt een biljartvereniging gemiddeld 25 leden.

Het aantal verenigingen verschilt sterk per regio. In gemeenten aan de landsgrenzen van Nederland en in transitieregio’s (gebieden met demografische krimp) ligt het aantal verenigingen per 1.000 inwoners hoger dan in andere Nederlandse regio’s. Ook per tak van sport zijn verschillen te zien. Korfbal wordt met name in het noorden en het zuiden van het land gespeeld. Hockeyverenigingen zijn sterk vertegenwoordigd in stedelijk gebied en badmintonverenigingen zijn redelijk over Nederland verdeeld.

Hebben sportverenigingen voldoende vrijwilligers?

Een bardienst draaien bij de tennisvereniging of penningmeester zijn bij de handbalclub: vrijwilligersfuncties zijn van groot belang voor de levensvatbaarheid van een sportvereniging. Nederlanders doen het vaakst vrijwilligerswerk bij een sportvereniging (2017: 14,5%), gemiddeld voor 2,6 uur per week. Het vaakst organiseren of begeleiden zij activiteiten, gevolgd door het geven van training en scholing. De belangrijkste redenen om vrijwilligerswerk op een sportvereniging te doen zijn ‘het leuk vinden om te doen’ en het ‘fijn vinden om iets voor een ander te doen’.

Bij meer dan de helft van de verenigingen wordt voor 100 procent met vrijwilligers gewerkt. Een derde van de verenigingen heeft betaalde medewerkers. Hoewel de vrijwillige inzet voor sportverenigingen cruciaal is, voert maar een minderheid hiervoor expliciet beleid. 80 procent van de sportverenigingen in Nederland heeft voldoende vrijwilligers. Desondanks is de helft van de sportverenigingen op zoek naar nieuwe krachten. Dit beeld is de afgelopen tien jaar nauwelijks veranderd. Het werven en behouden van vrijwilligers is voor verenigingen een continu aandachtspunt. Veel verenigingen vinden het tekort aan of het vinden van geschikte vrijwilligers een grote zorg. Bijna negen op de tien verenigingsbestuurders (88%) vinden dat alle leden vrijwilliger kunnen zijn, ongeacht hun kwalificaties.

Hoe verschillen de vrijwilligers per sport en regio?

Hoewel sportverenigingen in de mate van voldoende vrijwilligers niet veel verschillen, zijn grotere verenigingen (> 100 leden) wel vaker op zoek naar vrijwilligers dan kleine verenigingen. Drie kwart van de grotere clubs is continu op zoek naar vrijwilligers, bij de kleine verenigingen is dat twee vijfde. Verenigingen met een eigen accommodatie, de buitensporten, de veldsporten en teamsporten zoeken vaker dan andere verenigingen vrijwilligers, ondanks dat ze over voldoende vrijwilligers beschikken. In vergelijking met andere sporten hebben zaalsporten (o.a. judo, basketbal, gymnastiek) vaker een vrijwilligerstekort (figuur 4).

De meeste sportvrijwilligers vind je in Zuidwest-Friesland (21%), de minste in Zuid-Limburg (9%). In Maastricht, Rotterdam en Amsterdam doen minder dan 1 op de 10 inwoners vrijwilligerswerk voor sportverenigingen; in Zaanstad, Den Bosch en Haarlemmermeer is dat 1 op de 7.

Hoe staan verenigingen er financieel voor?

Naast vrijwilligers, zijn ook de financiën belangrijk voor een succesvolle sportvereniging. Bijna drie kwart van de sportverenigingen beschrijft de financiële positie als (zeer) gezond. Dat percentage is sinds 2006 gestegen. Minder dan een op de tien verenigingen had vorig jaar minder gezonde (5%) of zorgwekkende (2%) financiën. Die groep verenigingen is na de recessie niet substantieel kleiner geworden.

Vooral verenigingen met een eigen accommodatie en verenigingen voor overige binnensport (o.a. biljarten, bridge, zwemmen) en overige buitensport (paardensport, wielersport, jeu de boules) melden een positief huishoudboekje. Met name zaalsportverenigingen en kleine verenigingen (< 100 leden) zijn minder positief over hun financiën. Dit geldt ook voor verenigingen in krimp-/anticipeerregio’s en niet-stedelijke gebieden.


Meer weten? Klik hier voor het Websheet Sportverenigingen in Nederlandwaarin de ontwikkelingen van de sportverenigingen vanaf het jaar 2000 op verschillende thema’s in beeld zijn gebracht. Lees ook het brancherapport Sportverenigingen in Nederland, voor meer cijfers en duiding over alle facetten van de Nederlandse sportvereniging.

Neem voor meer informatie over sportverenigingen contact op met Janine van Kalmthoutvan het Mulier Instituut.

Bronnen:

Kalmthout, J. van (2019). Websheet Sportverenigingen in Nederland. Ontwikkeling van 2000 tot nu. Utrecht: Mulier Instituut.