Ethiekmanagement in de sport: strategische noodzaak voor sportorganisaties

Auteur, opleider en adviseur Jan de Leeuw sprak met promovendus Bram Constandt over de waarde en het belang van ethiekmanagement in de sport en in het bijzonder bij voetbalclubs.

Ethiek in sportorganisaties staat in het centrum van de belangstelling. Kwesties rond doping, matchfixing, racisme, seksueel grensoverschrijdend gedrag, financieel wanbeleid en corruptie in de sport halen bijna elke dag de krant. Ze stellen bestuurders van sportorganisaties voor grote problemen. Zoals alle andere problemen in een sportorganisatie moet dit gemanaged worden. We hebben het dan over ethiekmanagement: het doelbewust inzetten van verschillende instrumenten om moreel verantwoord gedrag in de sport en de organisatie van de sport te bevorderen. Te denken valt aan formele documenten (zoals gedragscodes), voorbeeldgedrag, morele competenties bij HRM en sancties. Op 8 mei aanstaande zal Bram Constandt aan de Universiteit van Gent promoveren op het onderwerp ethiekmanagement in voetbalclubs.

In de Nederlandse sportwereld zijn de laatste maanden een aantal zaken rond ethiekmanagement nadrukkelijk zichtbaar. Zo maakte NOC*NSF bekend dat ze een onafhankelijke commissie instelt om het eigen bestuur te adviseren over integriteitskwesties (Molijn 2019). André Bolhuis, tot voor kort voorzitter van de sportkoepel, verklaarde dat er zich afgelopen jaren een aantal ethische kwesties had voorgedaan die niet gemakkelijk te managen waren voor NOC*NSF. Zo was de affaire-Eurlings lastig te hanteren omdat Eurlings qualitate qua in het bestuur van NOC*NSF zat door zijn lidmaatschap van het bestuur van het IOC.

Een tweede voorbeeld van ethiekmanagement is het initiatief van NOC*NSF, Kenniscentrum Sport en de Universiteit Utrecht om de code Goed Sportbestuur te vernieuwen. De bestaande code (13 Aanbevelingen voor Goed Sportbestuur) werd in 2005 geïntroduceerd door NOC*NSF. Deze code heeft een sterke focus op zelfstandigheid van bestuur (en organisatie) en vermijding van ongewenste beïnvloeding.

In een van haar eerste interviews als nieuwe voorzitter van NOC*NSF verklaarde Anneke van Zanen dat ethiek in de sportbeoefening een belangrijk vraagstuk is (Volkers 2019). Ze gaf aan dat er rond ethiek veel speelt bij sportverenigingen en sportbestuurders. Denk aan integriteit, vertrouwensmensen en een veilig sportklimaat. Van Zanen deed een pleidooi voor extra middelen naar ethiekmanagement: baar geld of expertise. Op 8 mei aanstaande promoveert Bram Constandt aan de Universiteit van Gent op het onderwerp ethiekmanagement in voetbalclubs. Ik sprak met Bram over een aantal kwesties rond ethiekmanagement, waarbij we ook de context van de Nederlandse sportwereld betrekken.

Wat is de strategische waarde van ethiekmanagement voor sportorganisaties?

Bram Constandt: Sport in het algemeen – en voetbal in het bijzonder – maakt al geruime tijd een tweeledige morele crisis doormaakt. Enerzijds moeten sportorganisaties een effectief antwoord trachten te vinden op een groot en divers aantal morele kwesties, waarvan doping, geweld, misbruik, matchfixing en corruptie slechts enkele voorbeelden zijn. Anderzijds moet de sportsector er ook over waken dat de vele wenselijke effecten en de positieve kracht van sportbeoefening – zoals het stimuleren van gezondheid en sociale cohesie – niet volledig ondergesneeuwd raken door die ethische kwesties.

Gelet op die context is het voor sportorganisaties van belang een strategisch antwoord te geven op die crisis, onder meer door middel van ethiekmanagement. Sportorganisaties die verzaken aan die verantwoordelijkheid dreigen door de toenemende maatschappelijke aandacht voor negatieve kanten van sport een stuk minder aantrekkelijk of zelfs irrelevant te worden. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat (bijna) alle professionele sportorganisaties vandaag hun sociale rol trachten te vervullen door in te zetten op maatschappelijk verantwoord ondernemen. Sportorganisaties doen dit niet enkel vanuit altruïstisch oogpunt maar ook omdat ze beseffen dat het in hun eigen commercieel en strategisch belang is.

De affaire-Eurlings was lastig te hanteren omdat Eurlings qualitate qua in het bestuur van NOC*NSF zat door zijn lidmaatschap van het bestuur van het IOC.

Jan de Leeuw

NOC*NSF stelt een externe commissie in om haar bestuur te adviseren over integriteitskwesties. Hoe zie jij dat? Is dat verstandig?

Bram Constandt: De wenselijkheid van het samenwerken met externe ethische commissies heb ik niet specifiek onderzocht. Mij past daarom voorzichtigheid als het gaat om een stellinginname, maar ik denk dat een dergelijke externe commissie een goede aanvulling kan zijn voor ethische kwesties waar intern moeilijk een antwoord op gegeven kan worden. Extra expertise en inzichten van buiten de sportwereld kunnen in die gevallen verrijkend zijn, althans wanneer er voldoende voeling met de specificiteit van de sportcontext aanwezig is binnen die externe commissie. Ik denk dat er wel iets te zeggen valt voor de aanpak van NOC*NSF, namelijk: we doen het zelf indien we ons voldoende vertrouwd voelen met de thematiek en vragen raad aan externe experts wanneer dat als een meerwaarde beschouwd wordt, of wanneer er een belangenconflict dreigt.

Je proefschrift omvat verschillende deelonderzoeken. Eén daarvan betreft de effectiviteit van ethische codes in amateursportorganisaties. Welke conclusies heeft dat opgeleverd?

Bram Constandt: De resultaten van mijn onderzoek laten zien dat de aan- of afwezigheid van een dergelijke ethische code op zich geen effect heeft, maar dat verschillende structurele elementen van een ethische code wél een positief effect kunnen hebben. Die elementen zijn: de motivatie om te professionaliseren, de betrokkenheid van sponsors bij het opstellen van de code, de aanwezigheid van een helpdesk en de bescherming voor klokkenluiders.

Aangezien in de ontwikkeling van een ethische code een zeker bewustzijn omtrent ethische kwesties manifest wordt, kan een ethische code als een goed startpunt worden gezien voor sportorganisaties die willen inzetten op ethiekmanagement. Wel is het wenselijk dat de code in de praktijk wordt vertaald en gehandhaafd door verschillende niveaus van ethisch leiderschap binnen de organisatie. Anders riskeert de code een ‘dood’ document te worden of louter een marketingtool (window dressing).

Het is voor sportorganisaties van belang een strategisch antwoord te geven op de morele crisis, onder meer door middel van ethiekmanagement. Sportorganisaties die verzaken aan die verantwoordelijkheid, dreigen een stuk minder aantrekkelijk of zelfs irrelevant te worden.

Bram Constandt

NOC*NSF gaat haar code voor goed sportbestuur herijken en vernieuwen. De code zou kunnen gelden voor alle aangesloten sportbonden en -verenigingen. Vind je dat er sancties moeten worden gekoppeld aan het naleven van een gedragscode? Bijvoorbeeld: een sportbond houdt zich niet aan de regel dat een sponsor geen deel uitmaakt van het bestuur van de organisatie. Sanctie: geen financiële steun van de sportkoepel.

Bram Constandt: Sancties zijn noodzakelijk om de inhoud van een code Goed Sportbestuur te kunnen handhaven. Wanneer zachtere incentives niet helpen, kan alsnog voor een hardere aanpak worden geopteerd. In Vlaanderen probeert men met de Code Muyters – de code goed bestuur voor de Vlaamse sportfederaties – in te zetten op een dergelijk tweesporenbeleid van stimuleren (door financieel te belonen) en ‘bestraffen’. De Vlaamse sportfederaties kunnen namelijk naast hun basisfinanciering ook extra middelen krijgen door in te zetten – en goed te scoren – op het vlak van goed sportbestuur. Die bijkomende financiering kan oplopen tot liefst vijftien tot twintig procent van de basisfinanciering.

Een ander vraagstuk betreft voorbeeldgedrag in de sport. Je onderzocht de rol van de coach wat betreft het stimuleren van ethisch gedrag in voetbalclubs. Wordt die voorbeeldrol bevestigd door jouw onderzoek? En, zo ja, wat kunnen sportorganisaties doen om de coach ook die rol daadwerkelijk te laten spelen?

Bram Constandt: De coach is de meest invloedrijke stakeholder in voetbalclubs wat betreft het beïnvloeden van het gedrag van de spelers. De coach heeft dus zeker een voorbeeldrol, aangezien spelers voor een deel het gedrag van hun coach observeren en imiteren. Mijn onderzoek toont aan dat die voorbeeldrol van de coach ook geldt bij volwassen spelers, aangezien het ethisch klimaat in voetbalclubs en de organisatorische betrokkenheid (loyaliteit) van volwassen voetbalspelers gestimuleerd worden wanneer de coach opereert als een ethisch leider. Ethisch leiderschap houdt niet alleen het etaleren van moreel gedrag in, maar ook de promotie ervan bij anderen, door bijvoorbeeld eerlijke communicatie, faire belonings- en bestraffingssystemen en rolmodellering.

Voetbalclubs (en andere sportorganisaties) kunnen bij de werving van coaches ook ethische leiderschapskwaliteiten mee laten wegen. Daarnaast kunnen ze vragen om een bewijs van goed gedrag bij de start van elk voetbalseizoen. Bovendien is interne opleiding ook heel belangrijk, wat bijvoorbeeld kan door middel van dilemmatraining.

Promotie Bram Constandt

Bram Constandt verdedigt zijn proefschrift op 8 mei op de Universiteit van Gent. Wilt u daarbij zijn? Stuur dan een email naar bram.constandt@ugent.be. Het doctoraat kan vanaf 9 mei ook integraal en gratis gedownload worden via: www.sportmanagementugent.com.

Verder lezen?

B. Constandt (2019), Ethics Management in Football Clubs, Ghent University.

Commissie Goed Sportbestuur (2005), De 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur. Pas toe of legt uit, NOC*NSF, www.nocnsf.nl.

F. van Eekeren (2016), De waardenvolle club, Arko Sports Media, Nieuwegein.

J. de Leeuw (2018), De sportwereld voor het HBO, Arko Sports Media (hoofdstuk 3 Sportethiek).

Jan de Leeuw

Jan de Leeuw is auteur, opleider en adviseur. Hij is auteur van De sportwereld voor het hbo, Het sportbeleid voor het hbo en Sportbusiness en ethiek.