"Begin bij sport om de gezondheidskloof te dichten"

Sporteconoom Willem de Boer over zijn promotieonderzoek naar de rol van sportdeelname bij het verkleinen van gezondheidsverschillen

In Nederland zijn de inkomensverschillen relatief klein, maar de verschillen in gezondheid zijn daarentegen groot. Juist de kans op een gezond leven hangt sterk samen met iemands inkomen- en opleidingsniveau. Voor zijn promotieonderzoek keek sporteconoom Willem de Boer (HAN / RUG) naar de specifieke rol van sportdeelname bij het verkleinen van die kloof. In zijn proefschrift concludeert hij dat sport als preventief medicijn meer gezondheidswinst oplevert dan andere vormen van beweging en veel potentieel heeft om gezondheidsverschillen te verkleinen.

Op donderdag 17 maart verdedigde De Boer met succes zijn proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij was dit onderzoek begonnen omdat hij merkte dat sport in relatie tot gezondheid en zorgkosten bij zowel sporteconomen als gezondheidseconomen nog onontgonnen terrein was. "Vanuit de sporteconomie is weinig interesse voor gezondheid. Bij gezondheidseconomen zijn de factoren al uitgepijld naar bewegen. Daar is sport een vorm van bewegen. Gezondheidswetenschappers zijn het nu eens dat bewegen een preventief medicijn is, maar daar wordt nu pas de vraag gesteld: als dat een medicijn is wat is dan de dosering? Ik vraag mij daarnaast juist af: wat is het type beweging wat nodig is voor een betere gezondheid?"

Die goede gezondheid is lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. Met zijn onderzoek wil De Boer meer bewustzijn creëren voor de ontstane gezondheidsverschillen. Die kloof illustreert hij in zijn proefschrift met een staafdiagram over de verwachting van het aantal gezonde levensjaren. Mensen met een hoog inkomen hebben gemiddeld 72 gezonde levensjaren, terwijl dit bij mensen met de laagste inkomens gemiddeld 20 jaar lager ligt. "Dat is een gigantisch verschil. Ook als je kijkt naar de levensverwachting is het verschil tussen de hoogste en laagste inkomens groot: dat scheelt 7 jaar, 77 om 84 jaar."

De gezondheidskloof als startpunt

Zijn proefschrift begint niet voor niets met het schetsen van die verschillen. De Boer ziet die sociaal-economische ongelijkheid ook als het startpunt waar de sport kan aanhaken. "Die ongelijkheid moet duidelijk zijn. Als dat het startpunt is dan kan sport daar een goede bijdrage aan leveren. Laten we daar eens mee beginnen. Dan komt er dialoog."

Nu ziet hij dat de sportsector en het ministerie van VWS vaak nog een andere taal spreken en andere prioriteiten hebben. Een minister van volksgezondheid zou in zijn ogen voor drie ambities moeten gaan: een gezonde samenleving, kleine gezondheidsverschillen en dat alles tegen een goede prijs. "De focus ligt nu vooral op laten we de zorg betaalbaar houden. Mijn onderzoek laat zien dat sport juist aan al die drie punten bijdraagt. Dan is het apart om te zien dat sport zichzelf profileert met aparte sportakkoorden, terwijl dat gewoon integraal onderdeel moet zijn van een preventieakkoord. Dan zet jezelf als sport ook buiten spel."

Sport vs. Bewegen

Waar sport en bewegen de laatste jaren in beleid en akkoorden meer samen worden genomen, heeft De Boer in zijn onderzoek die twee bewust uitgesplitst. "Ik heb gekeken naar de vraag: is een verschil in bewegen nu een goede voorspeller voor gezondheidsverschillen of sportdeelname? Dan blijkt sportdeelname veel meer samen te hangen met die ongelijkheid in gezondheid."

Behalve naar de invloed van sport op gezondheid heeft De Boer ook gekeken naar de effecten op de zorgkosten. Bij het vergelijken van sporten bij een vereniging met het voldoen aan de beweegrichtlijn kwam De Boer erachter dat sport de zorgkosten meer omlaag brengt dan bewegen. Hij bekeek die effecten op wijkniveau. "Als je vergelijkbare wijken hebt qua economische status en in de ene wijk wordt meer gesport dan de andere dan is de kans groot dat in de wijk waar meer wordt gesport ook de zorgkosten lager zijn."

Beweegcrisis door corona

De verschillen die De Boer vaststelt zijn tijdens de coronacrisis alleen maar groter geworden. Samen met zijn HAN-collega Jelle Schoemaker publiceerde hij al eerder over die beweegcrisis. De cijfers laten zien dat juist de lagere inkomens- en opleidingsgroepen tijdens de lockdowns minder zijn gaan sporten en bewegen. "Voor mensen die bij een vereniging zitten, en dat zijn er nog relatief veel in die lage inkomensgroepen, was er weinig te doen in die periode." Wat de onderzoeker extra zorgwekkend vindt is dat mensen de weg naar de sportclub niet terugvonden toen de coronamaatregelen werden opgeheven. "Mijn interpretatie daarvan is dat die kloof niet zomaar ingelopen is."

Meer aandacht lagere klassen

Om de gezondheidsverschillen aan te pakken pleit De Boer voor meer aandacht voor sportparticipatie onder lagere sociale klassen en minder op beweegdeelname. Hij beseft dat die stelling dubbel overkomt, omdat sport en bewegen beide effectief zijn in het verbeteren van de gezondheid. "Maar als je algemene maatregelen zou nemen die sportdeelname bevorderen dan is daar juist veel mee te winnen. Het verkleinen van de kloof in sportdeelname heeft meer potentie, omdat het direct wordt vertaald naar kleinere gezondheidsverschillen."

"Over de kracht van sport is iedereen het in de sport wel eens, maar er moet meer van buiten naar binnen gekeken worden"

Willem de Boer

Hij merkt daar nog bij op dat veel mensen weliswaar al redelijk wat bewegen, maar dit doen ze voor een deel in de verkeerde context, bijvoorbeeld in fysiek zwaar werk. "Ik wil niet zeggen dat sport beter is dan bewegen, maar wel beter dan sommige vormen van bewegen. Als we in containerbegrippen blijven denken dan heb je straks dat iedereen aan die beweegnorm voldoet, maar heb je nog niet die gezondheidswinst te pakken. Als je de kloof wil verkleinen dan zou ik dus eerder bij sport beginnen dan bij bewegen."

Beginnen bij schoolkinderen

Zijn advies is het beleid vooral in te zetten op de volgende generatie via basisscholen. "Op de lagere school kun je kinderen goed leren bewegen met professionals en ze kennis laten maken met allerlei typen sport, zo ontdekken ze wat ze leuk vinden en kun je ze vandaar uit verder meenemen. Dan is dat gedrag ook vastgeklikt en wordt het een gewoonte. Dat is wat de hogere inkomensgroepen al zien, dat wil je ook bereiken bij de lagere inkomensgroepen." Dat sportdeelname op jonge leeftijd al een goede voorspeller is voor later, bleek al uit onderzoek van Mulier Instituut.

Het allerbelangrijkste begin waar De Boer met zijn onderzoek een aanzet toe hoopt te geven is een stip op de horizon voor het gezondheidsniveau van Nederland. "Als er afspraken worden gemaakt over gezondheidsdoelen, dan moet je terugrekenen hoe je die realiseert, en dan kom je al snel uit bij sport. Sport is een deel van de oplossing en ook nog op een kostenefficiënte manier." Dat vraagt volgens hem van de sportsector ook een andere benadering. "Over de kracht van sport is iedereen het in de sport wel eens, maar er moet meer van buiten naar binnen gekeken worden. Nu wordt nog te veel op de borst geklopt vanuit de sport: we zijn heel erg belangrijk. Dat helpt niet. Je moet veel meer vanuit gezondheid denken."

Het volledige proefschrift 'Sport as a medicine for health and health inequalities' is hier te lezen.