Meer ontwerpvrijheid bij bouw sportaccommodaties

Nieuwe richtlijnen en aanbevelingen binnen het vernieuwde kwaliteitszorgsysteem

De normen voor de bouw en inrichting van sportaccommodaties zijn in het nieuwe kwaliteitszorgsysteem gesplitst in voorschriften, richtlijnen en aanbevelingen. Opdrachtgevers kunnen van richtlijnen en aanbevelingen afwijken, waardoor het mogelijk is geworden innovatieve oplossingen en materialen toe te passen die onder de oude normen niet zouden zijn toegestaan. Nu kan bijvoorbeeld sloopmateriaal worden hergebruikt als fundering van een sportveld. Een stap in de richting van een circulaire economie.

Vóór de invoering van het nieuwe kwaliteitszorgsysteem werd bij het certificatieproces de constructie van een sportvloer als één geheel gezien. De constructie van bijvoorbeeld een kunstgrasveld kon bestaan uit kunstgras met infill, daaronder shockpads, een sporttechnische laag en de zandonderbouw. Om te kunnen worden gecertificeerd, moest deze hele constructie op de sportvloerenlijst van NOC*NSF voorkomen. Deze lijst bevatte alle sportvloerconstructies die door een keuringsinstituut waren getest en aan de NOC*NSF-normen voldeden.

Het nieuwe kwaliteitszorgsysteem werkt anders. De voormalige sportvloerenlijst is omgevormd tot de Sportproductenlijst. In deze nieuwe lijst wordt bij onder meer kunstgrasvelden onderscheid gemaakt tussen de onderbouw (in de sportvloerenlijst beschreven als zandonderbouw), de fundatie (voorheen sporttechnische laag) en de toplaag, bestaande uit de kunstgrasmat, infill en eventuele shockpads.

Om voor een certificaat in aanmerking te kunnen komen, moeten nog altijd bij de bouw, ombouw of renovatie van een kunstgrasveld de materialen voor de toplaag worden gekozen die voorkomen op de Sportproductenlijst. Nieuw is dat de onderbouw en fundatie niet meer worden gecertificeerd. Onderbouw- en fundatiematerialen op de Sportproductenlijst vallen nu onder de categorie 'aanbevelingen'. Dit betekent dat een gemeente of vereniging die een veld wil laten bouwen, kan kiezen voor een onderbouw of fundatie die (nog) niet op de Sportproductenlijst staat.

Waarom meer ontwerpvrijheid?

Deze ontwerpvrijheid maakt het mogelijk anders te kijken naar de bouw, ombouw of renovatie van sportvelden dan tot nu toe gebruikelijk. Dat stelt Wim Glaap, commercieel manager bij Newae, het ingenieursbureau dat zich onder andere bezighoudt met advisering rond de aanleg van sportparken. "Een voorbeeld: enige jaren geleden was Newae betrokken bij de bouw van een sportveld in Noordwijk. Noordwijk ligt op zandgrond. Volgens de oude, destijds geldende normen, konden we niet het veld op de al bestaande zandlaag bouwen. Volgens het huidige kwaliteitszorgsysteem kan zoiets wel. Daarom kijken we nu, voordat we gaan ontwerpen, naar de lokale bodemgesteldheid. Wat is de korrelsamenstelling van de ondergrond, hoeveel water laat het bodemmateriaal door, enzovoort. Als de bodem voldoet aan de prestatie-voorschriften met betrekking tot stabiliteit en waterdoorlatendheid, kan de opdrachtgever ervoor kiezen dit bodemmateriaal te gebruiken in de onderbouw. Dat scheelt in kosten en transportbewegingen."

Armslag

Opdrachtgevers, vooral gemeenten, vinden deze ontwerpvrijheid fijn omdat het meer armslag geeft, ziet Glaap. "Er kunnen nu materialen worden gebruikt die onder de oude normen niet waren toegestaan. Gemeenten die inzetten op meer circulariteit kunnen bijvoorbeeld een product dat vrijkomt bij afvalverbranding in de onderbouw verwerken en als iets fijnere fractie in de fundatie. Ook kan meer rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van materialen in de grondstoffen- of materialenbanken. Je kunt eerst kijken welke opgeslagen materialen geschikt zijn om te hergebruiken in de onderbouw of fundatie, om vervolgens die materialen als uitgangspunt te nemen in het ontwerp. De ontwerpvrijheid biedt bovendien meer mogelijkheden voor het laten ontwikkelen van duurzame en milieuvriendelijke producten. Hierdoor kunnen gemeenten beter inspelen op het energievraagstuk, de waterproblematiek, de circulaire economie, enzovoort."

Kaders

Het is ook weer niet zo dat voor een fundatie of onderbouw elk willekeurig materiaal of product kan worden gebruikt. Er zijn kaders gesteld. Als een opdrachtgever een materiaal of product wil toepassen dat niet op de Sportproductenlijst staat, dan moet een keuringsinstituut toetsen of dat materiaal of product geschikt is voor het doel waarvoor het zal worden gebruikt. Ook een producent die een nieuw product heeft ontwikkeld, moet eerst een keuringsinstituut ernaar laten kijken.

De eisen waaraan het materiaal of product moet voldoen, staan in de handleidingen die elke sportbond in samenwerking met NOC*NSF en de Vereniging Sport en Gemeenten voor de betreffende sport heeft opgesteld. "Per type sportproduct worden de voorschriften beschreven die betrekking hebben op sporttechnische en materiaal-technische eigenschappen", legt Glaap uit. "Zo is er een handleiding onderbouw, een handleiding fundatie en een handleiding shockpads. De voorschriften voor bijvoorbeeld de constructielagen hebben te maken met waterdoorlatendheid en stabiliteit."

"De ontwerpvrijheid biedt meer mogelijkheden voor het laten ontwikkelen van duurzame en milieuvriendelijke producten"

Wim Glaap (ingenieursbureau Newae)

In de handleidingen wordt tevens de scope aangegeven; een nieuwe term sinds de introductie van www.sportinfrastructuur.nl. De scope van een sportvloer beschrijft de mogelijke ondergronden waarop de betreffende sport kan worden beoefend. "Voor hockeyvelden bijvoorbeeld is dat een zandveld, een semi-zandveld en een waterveld. Als een producent of leverancier een nieuw ontwikkeld sportproduct op de Sportproductenlijst wil laten plaatsen, dan moet dat product binnen deze scope vallen. Na een testjaar, waarin het product wordt getoetst aan de sporttechnische voorschriften, kan het – als het is goedgekeurd – op de Sportproductenlijst worden gezet."

Afwijken van de scope

Als een producent of leverancier een product wil inbrengen dat niet binnen de scope valt, moet hij een bepaalde procedure volgen. In de handleidingen staat onder het kopje ‘innovatieprocedure’ welke stappen moeten worden gezet. “Om de hockeysport weer als voorbeeld te nemen: vanaf 2030 zullen watervelden niet meer worden gecertificeerd. Dit betekent dat alternatieven moeten worden ontwikkeld, die de voordelen en prestatie-eigenschappen van een waterveld in zich hebben. Als een alternatief buiten de scope valt, kan een procedure worden gestart die ertoe leidt dat de betreffende scope wordt uitgebreid.”

Als eerste zullen een of meerdere testvelden moeten worden aangelegd. Hierbij dienen diverse partijen te worden betrokken: de hockeybond, de hockeyvereniging, de gemeente, een keuringsinstituut en eventueel een adviesbureau. Vervolgens wordt door de organisatie van sportinfrastructuur.nl in samenspraak met onder andere de Vereniging Sport en Gemeenten een en ander beoordeeld. Als de scope wordt uitgebreid, moet deze zodanig breed worden, dat niet alleen het product van de initiërende producent of leverancier eraan voldoet. Ook andere marktpartijen moeten nieuwe producten kunnen inbrengen.

Productontwikkeling

Het voordeel van deze innovatieprocedure is dat bedrijven niet meer afhankelijk zijn van de normeringscommissies, die in het oude kwaliteitszorgsysteem een consensus moesten bereiken voor de ontwikkeling van nieuwe producten of constructies. Glaap: “Door de weinig transparante en vaak ondemocratische besluitvorming binnen deze commissies was het voor producenten en leveranciers soms moeilijk een innovatief product op de markt te brengen. In deze commissies zaten onder meer producenten en leveranciers. Het gebeurde wel eens dat een van hen de invoering van een innovatief product tegenhield, omdat hij als concurrent van de initiërende producent eerst zelf in de materie wilde duiken. Zijn bedrijf was er nog niet klaar voor om het nieuwe product toe te passen. Met het nieuwe systeem hebben producenten en leveranciers een veel betere mogelijkheid producten en constructies te ontwikkelen. Het nieuwe product hoeft niet meer onder het oog van alle concurrenten te worden ontwikkeld. Op deze manier worden productontwikkelingen beter gestimuleerd. En die stimulering is belangrijk, mede om te kunnen inspelen op de noodzaak tot verduurzaming en het meer circulair maken van sportaccommodaties.”

Slagen maken

Veel opdrachtgevers benutten de nieuwe ontwerpvrijheid nog niet volledig ten gunste van verduurzaming en circulariteit, ziet Glaap. "In het kader van de Routekaart Verduurzaming Sport wordt wel vaker dan voorheen gekeken naar duurzamere materialen voor een sportveldonderbouw en -fundatie. Bijvoorbeeld door het gebruik van een lokaal beschikbaar alternatief voor lava, dat vanuit het buitenland moet worden geïmporteerd en dus niet hoog scoort op de duurzaamheidsladder. Maar deze manier van denken is nog in ontwikkeling. Met name niet-professionele opdrachtgevers zoals verenigingen zullen vooralsnog de makkelijkste weg kiezen en van de aannemer vragen een onderbouw van standaard zand en lava neer te leggen."

Ook de markt moet nog slagen maken, meent Glaap. "Ik verwacht dat veel niet-professionele opdrachtgevers de aannemer een voorstel zullen laten doen voor een te bouwen constructie. De aannemers zullen bij elk project opnieuw moeten inventariseren of er materialen te gebruiken zijn die bijvoorbeeld zijn opgeslagen bij de lokale grondstoffenbank. Daarnaast: de aannemer kon vroeger aan de hand van de sportvloerenlijst bepalen of een constructie, zoals voorgeschreven door de opdrachtgever, aan de normen voldeed. Nu moet hij meedenken aan de voorkant: kan het wel wat de opdrachtgever wil. Menige marktpartij zal de bedrijfsvoering moeten aanpassen aan deze nieuwe processen."

Dit artikel verscheen eerder in de special van vakblad Sportaccom. Lees het hele blad hier digitaal.

Neem nu een abonnement op platform Sportinfrastructuur, inclusief toegang tot het online Handboek Sportaccommodaties én het vakblad Sportaccom.

Aanmelden kan op Sportinfrastructuur.nl

Lees ook deze artikelen over sportaccommodaties: