"Niet schrikken: Vitesse gaat vanaf nu voor de landstitel." Dat waren de grote woorden die Vi-tesse-voorzitter Maasbert Schouten in 2010 uitsprak tijdens een persconferentie. Naast hem zat Merab Jordania, een rijke Georgische zakenman die de club had overgenomen. Het was het begin van een succesvolle periode, die deze zomer uiteindelijk bijna tot de ondergang van de club leidde. Op 3 september stelde het gerechtshof in Arnhem Vitesse in het gelijk en kreeg de club (voorlopig) haar proflicentie terug. Hoe kwam(en) de rechters tot dit verrassende arrest? Advocaat Martin Bax (Vissers Legal) bestudeerde de uitgebreide uitleg van het hof en geeft een complete uitleg in de zaak tussen Vitesse en de KNVB-licentiecommissie.
Nadat Jordania’s opvolger, de eveneens vermogende Rus Valeri Oyf, vanwege de Russische invasie in Oekraïne afstand deed van zijn aandelen ging de club op zoek naar nieuwe externe investeerders. Deze kwamen onder streng toezicht te staan van de KNVB, wat uiteindelijk leidde tot het besluit van de licentiecommissie om de licentie in te trekken. Vitesse vocht deze besluiten aan tot en met het Gerechtshof, waar het uiteindelijk alsnog gelijk kreeg en mee mocht doen aan de Eerste divisie dit jaar. Om goed te begrijpen waarom Vitesse toch (voorlopig) weer mag voetballen is het van belang om eerst in te zoomen op het licentiesysteem.
Om deel te nemen aan de Eredivisie en de Eerste divisie moeten voetbalclubs in Nederland in het bezit zijn van een licentie. Om die licentie te verkrijgen en te behouden moeten zij aan allerhande voorwaardes voldoen. Zo moeten de lichtmasten in het stadion bepaalde sterkte hebben, moeten er een anti-racismebeleid zijn en moet de club een persvoorlichter en een fysiotherapeut in dienst hebben. Daarnaast zijn er voorwaarden op het gebied van de bestuurlijke organisatie en financiële huishouding.
Het licentiesysteem heeft als doel het waarborgen van de integriteit van competities en de continuïteit van de clubs. Door het voldoen aan de licentie-eisen verplicht te stellen, hoopt de KNVB dat de clubs stabiel georganiseerd blijven en niet in financiële moeilijkheden komen. Mochten clubs omvallen dan heeft dat namelijk grote gevolgen voor alle fans, spelers en andere betrokkenen en heeft dat ook grote gevolgen voor het verloop van een voetbalcompetitie.
Het toezicht op de naleving van de licentievereisten is in handen van de licentiecommissie van de KNVB. Dat is een onafhankelijk orgaan van de KNVB met daarin vijf leden, die allen juridische of financiële deskundigheid hebben. Zij kunnen bij het niet naleven van het licentiereglement straffen opleggen zoals boetes, puntenaftrek of zelfs intrekking van de licentie. Tegen besluiten van de licentiecommissie kunnen clubs in bezwaar gaan bij de beroepscommissie van de KNVB.
Voor Vitesse begon de aanloop dus in 2022, toen Oyf zijn aandelen wilde overdragen en Vitesse op zoek ging naar een nieuwe investeerder. Die werd gevonden in de vorm van Amerikaanse zakenman Coley Parry en zijn investeringsmaatschappij Common Group. Zij zouden de aandelen van Oyf overnemen. Voor een dergelijke wijziging moest Vitesse goedkeuring hebben van de licentiecommissie. Dit leidde tot een langdurig proces waarin verschillende partijen zich bemoeiden met een overname van de aandelen, maar steeds zonder dat de licentiecommissie hiervoor de benodigde toestemming gaf.
In de periode daarna gaf de licentiecommissie Vitesse verschillende straffen voor het niet voldoen aan haar informatieplicht uit het licentiereglement. Op basis daarvan moeten clubs alle voor de licentiecommissie relevante informatie tijdig verstrekken. In 2024 heeft de licentiecommissie de licentie daarom al eens ingetrokken, maar omdat Vitesse in beroep beterschap had getoond werd het beroep tegen die beslissing gegrond verklaard.
Uiteindelijk heeft de licentiecommissie eind mei van dit jaar aan Vitesse medegedeeld dat het voornemens was om de licentie in te trekken. In die periode kwamen ook de Sterkhouders op het toneel: een groep lokale ondernemers die de aandelen in Vitesse wilden overnemen. Voor deze overname was wederom goedkeuring van de licentiecommissie vereist. Dat proces was in volle gang toen de licentiecommissie op 10 juli besloot de licentie definitief in te trekken. In het intrekkingsbesluit verwijt de commissie Vitesse dat zij dertien overtredingen van de informatieplicht heeft begaan. Daarmee zou er sprake zijn van een patroon van misleiding, omzeiling en ondermijning van het licentiesysteem. Dit oordeel werd door de beroepscommissie bevestigd.
Vitesse vocht de intrekking aan bij de rechtbank in Utrecht. Een besluit van de beroepscommissie is juridisch gezien een besluit van de vereniging KNVB. In de wet staat opgenomen dat een dergelijk besluit onder meer vernietigbaar is als de vereniging in strijd met de totstandkomingsvereisten van een dergelijk besluit heeft gehandeld. Die vereisten volgen uit de statuten en reglementen van de KNVB. Zo vereist het licentiereglement dat een club mondeling gehoord moet worden als de commissie de licentie wil intrekken. Daarnaast is een besluit vernietigbaar als de commissie volgens de rechtbank bij afweging van alle bij het besluit relevante belangen in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen. De rechter is daarbij over het algemeen terughoudend en moet voorkomen dat hij op de stoel van de commissie gaat zitten. Hij kijkt daarbij naar de omstandigheden zoals die waren op het moment dat de vereniging het besluit nam.
Omdat het hier om een kort geding gaat, zal de rechter hooguit een voorlopig oordeel kunnen vellen. Hij kijkt of het aannemelijk is dat een rechter in een bodemprocedure het besluit zal vernietigen. Omdat het slechts een voorlopig oordeel is moet hij bij dat oordeel ook de belangen van de KNVB bij instandhouding van het besluit moeten afwegen tegen de belangen van Vitesse bij het voorlopig behouden van haar licentie.
De rechtbank oordeelde dat het besluit van de beroepscommissie in lijn was met de statuten en reglementen van de KNVB. Daarnaast oordeelde hij dat een belangenafweging ook niet maakte dat het intrekkingsbesluit voorlopig moest worden geschorst. De rechter vond dat de maatschappelijke belangen die spelen rond de intrekking van de licentie van Vitesse een rol spelen in die belangenafweging, maar dat die rol niet doorslaggevend kan zijn, omdat anders geen enkele overtreding van de licentieregels zou kunnen leiden tot het intrekken van een licentie.
Vitesse en de KNVB zijn toen in overleg getreden over de toekomst van Vitesse en een toetreding in het amateurvoetbal. Toen dit uiteindelijk niet bleek te lukken, de competities inmiddels waren gestart en veel spelers al waren vertrokken, stelde Vitesse een zogenoemd turbo-spoedappel in tegen het vonnis van de Rechtbank Utrecht. In zo’n spoedappel gaat het gerechtshof nog een keer naar de zaak kijken. Zij houdt zich daarbij aan hetzelfde toetsingskader als de rechtbank. Hoe kan het dan dat zij de zaak anders ziet en het intrekkingsbesluit schorst? Het hof gaat eerst in op de vraag of de beroepscommissie het besluit in redelijkheid had kunnen nemen. Zij vindt dat dit niet het geval is om twee redenen.
Ten eerste volgt het hof de beroepscommissie niet in haar oordeel dat er sprake is van een patroon van misleiding, omzeiling en ondermijning van het licentiesysteem. De beroepscommissie had geoordeeld dat dit patroon zich zelfs tot in de beroepsprocedure had voortgezet. Vitesse heeft volgens het hof haar informatieplichten een aantal keer geschonden, maar daarvoor is zij in het verleden al meermaals bestraft. Deze schendingen mochten meegenomen worden in het oordeel van de beroepscommissie, maar zij had daarin ook het feit dat Vitesse daarvoor al is bestraft moeten meewegen.
Verder beoordeelt het hof een aantal schendingen van de informatieplicht anders dan de commissie. Zo is het Vitesse niet aan te rekenen dat zij een afspraak tussen beoogd investeerder Guus Franke en de Common Group niet overlegde. Deze partijen hadden die afspraak kennelijk geheim willen houden voor Vitesse en dus kon Vitesse de commissie hierover ook niet informeren. Toen Vitesse hiervan op de hoogte was heeft zij de licentiecommissie echter direct geïnformeerd.
Toen Guus Franke alsnog was afgehaakt, namen vijf andere aandeelhouders de aandelen over. Zij sloten daartoe een overeenkomst, de zogenoemde LSA, waarmee ze de schuld die Vitesse had opgebouwd bij de Common Group overnamen. De licentiecommissie vond dat Vitesse deze overeenkomst moest overleggen, maar Vitesse was het daar niet mee eens. Het hof overweegt dat Vitesse wel tekort is geschoten in haar informatieplicht, maar dat de licentiecommissie daarvoor al eens sancties had opgelegd en dat Vitesse de LSA daarna alsnog had overlegd. Ook een e-mail van de Common Group, waarin deze bezwaar maakte tegen de overdracht van de aandelen aan de Sterkhouders is volgens het hof - in tegenstelling tot het oordeel van de beroepscommissie - niet te laat overlegd. Het licentiereglement kent namelijk de verplichting om tijdig juiste en volledige informatie te verstrekken. Dat deze e-mail een week later werd overlegd omdat Vitesse eerst de juistheid daarvan moest controleren, kan dan niet als overtreding van het licentiereglement worden gezien.
Al met al vindt het Hof dat daarmee geen sprake is van het door de beroepscommissie gestelde patroon van misleiding en dat dit zeker geldt voor wat betreft de periode na de eerdere intrekking van de licentie in 2024. Voor de laatste periode is dit volgens het hof des te meer te nuanceren, gelet op de overname door de Sterkhouders.
Het tweede punt van het hof sluit hierop aan. Het hof vindt namelijk dat de beroepscommissie de beoogde overname van de Sterkhouders onvoldoende heeft meegewogen bij het nemen van het intrekkingsbesluit. De beroepscommissie moet volgens het licentiereglement oordelen naar de stand ten tijde van de behandeling in beroep. Gedurende dat beroep liep de procedure voor toestemming van de overname door de Sterkhouders bij de licentiecommissie. Volgens de beroepscommissie kon zij die procedure echter buiten beschouwing laten, omdat Vitesse daarmee te laat zou zijn en bovendien nog niet zeker was dat die overname werd goedgekeurd. Het hof vindt echter dat de KNVB de procedures op elkaar had moeten afstemmen, zeker omdat de intrekkingsprocedure betrekking had op de meest verstrekkende sanctie in het licentiesysteem.
Vervolgens bekijkt het hof of het besluit van de beroepscommissie voldoet aan alle totstandkomingsvereisten. Het eerste aspect dat in dat kader de revue passeert is dat de gang van zaken rondom de LSA. Op 23 mei 2025 nam de licentiecommissie een voorgenomen besluit tot intrekking van de licentie. Daaraan legde zij onder meer ten grondslag dat Vitesse de LSA niet had overlegd. Daarvoor was Vitesse in april 2025 al gestraft door de licentiecommissie. Tegen die besluiten was zij echter in beroep gegaan. Onderdeel van de discussie in dat beroep was of Vitesse verplicht was de LSA te overleggen. Nadat Vitesse op 7 juli 2025 door de beroepscommissie in het ongelijk was gesteld, kon zij dit niet meer herstellen dan wel daarop reageren in de procedure bij de licentiecommissie over het voorgenomen intrekkingsbesluit. Dit terwijl zij uiteindelijk wel snel alsnog de LSA heeft overlegd.
De beroepscommissie vond dat de procedure met betrekking tot de intrekking voor de start van het nieuwe seizoen afgerond had moeten zijn. Daarom is de procedure met de nodige spoed doorlopen. Het licentiereglement geeft hier in principe de ruimte voor. De beroepscommissie had bij de licentiecommissie aangegeven dat zij, vanwege de spoedeisendheid, voor de mondelinge behandeling in de beroepsprocedure geen schriftelijk verweer in hoefde te dienen. De licentiecommissie kon haar standpunten tijdens de zitting toelichten. Zij diende alsnog schriftelijk verweer in, maar pas op de ochtend van de zitting. Dat gaf Vitesse volgens het hof onvoldoende mogelijkheid om daar op te reageren. Een andere e-mail die na de mondelinge behandeling werd ingediend, werd door de beroepscommissie buiten beschouwing gelaten.
Het hof constateert dus meerdere gebreken aan het intrekkingsbesluit en vindt het aannemelijk dat intrekkingsbeslissing niet in stand zal blijven in een bodemprocedure. Om het besluit dan ook daadwerkelijk te schorsen, weegt zij eerst het belang van Vitesse en de bij haar betrokken partijen zoals fans en sponsoren af tegen de belangen van de KNVB. De beslissing om te schorsen levert voor de KNVB en bij de competitie betrokken partijen de nodige organisatorische problemen op, omdat Vitesse nu alsnog in het competitieschema moet worden ingepast. Daarnaast vreest de KNVB dat de geloofwaardigheid van het licentiesysteem bij een schorsing op de tocht staat, terwijl Vitesse toch de nodige overtredingen heeft begaan. Het hof gaat deels met de KNVB mee, maar ziet niet in dat het licentiesysteem bij schorsing een tandeloze tijger zou worden. Het hof overweegt dat de belangen van Vitesse zwaarder wegen dan de KNVB.
Op stel en sprong moest de KNVB Vitesse dus alsnog toelaten tot de Eerste divisie. Alhoewel Vitesse maar net op tijd de benodigde spelers bij elkaar had, heeft zij inmiddels al de eerste overwinning mogen vieren in een volgepakt stadion. De KNVB en Vitesse zullen nu in overleg moeten treden. Immers loopt er nog steeds een bodemprocedure, waarin de rechtbank zich zal buigen over de vraag of het voorlopig oordeel van het hof kan blijven staan. Het overleg of de bodemprocedure zal uiteindelijk uitsluitsel geven over de vraag of de in 2010 door Maasbert Schouten uitgesproken droom van Vitesse om landskampioen te worden ooit nog bereikt kan worden.
Foto: Anton Havelaar / Shutterstock