Nederland wapent zich tegen externe dreiging, maar negeert de interne verzwakking. In tijden van tegenslag en dreiging is sport van strategische waarde om als samenleving overeind te blijven, stelt docent-onderzoeker van de HAN Jelle Schoemaker op basis van nieuw onderzoek.
De afgelopen weken werd duidelijk dat onze veiligheid geen vaststaand gegeven is. Drones werden uit de lucht geschoten, Nederland start een denk-vooruit campagne en Europa is bezig met een Europees Centrum voor Democratische Veerkracht waarin factcheckers moeten optreden tegen desinformatie en buitenlandse inmenging. In de samenleving groeit langzaam het besef dat we leven in een tijdperk van permanente dreiging. Toch is er een blinde vlek in dit nieuwe veiligheidsdenken. Een samenleving die moe, wantrouwig en versnipperd is, biedt geen weerstand als het erop aankomt. Maar de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving schetste onlangs juist dit beeld van onze 'hypernerveuze' samenleving. We zijn snel verontwaardigd en mentaal kwetsbaar. Jongeren, van oudsher de gelukkigste leeftijdsgroep, behoren inmiddels tot de ongelukkigste en burn-outs zijn volksziekte nummer één. Een samenleving die wankelt in haar dagelijkse stabiliteit, is een makkelijke prooi voor ontwrichting.
Decennialang is maatschappelijke stabiliteit behandeld als een kostenpost. Investeringen in gemeenschapsvorming, preventieve gezondheid en sociale infrastructuur waren kwetsbaar voor politieke schommelingen. Als er vervolgens iets misging, volgde het omgekeerde automatische antwoord: compensatie. Of het nu gaat om de aardbevingen in Groningen, coronasteun, energie-armoede of de toeslagenaffaire; we proberen maatschappelijk leed en onzekerheid af te kopen met financiële compensaties. Maar geld repareert geen scheuren in vertrouwen en een schadevergoeding herstelt geen veerkracht. In een tijd van relatieve rust is dit beleid slechts kostbaar; in een tijd van permanente dreiging is het een strategisch risico. Een samenleving die louter drijft op transacties, bezit geen incasseringsvermogen wanneer de druk toeneemt. Nu dreiging geen incident meer is maar een permanente conditie, lopen we tegen de grenzen van die ‘herstel-reflex’ aan. We kunnen niet blijven compenseren achteraf; we moeten vooraf investeren in het vermogen om klappen op te vangen.
"Sportinvesteringen in kwetsbare wijken zijn geen subsidie uit liefdadigheid, maar noodzakelijk onderhoud aan ons menselijk kapitaal"
Sport kan een belangrijke rol spelen in het veerkrachtiger maken van de samenleving, blijkt uit ons nieuwe onderzoek dat vorige maand is verschenen in het Journal of Sports Economics. Samen met Sheffield Hallam University analyseerden we tien jaar data van het Nederlandse LISS-panel. Door gebruik te maken van robuuste vaste-effectenmodellen, die individuen door de tijd volgen, wordt duidelijk dat de impact van sport op ons welzijn asymmetrisch verdeeld is. Voor de welvarende bovenlaag is het effect op welzijn positief maar marginaal. Maar voor de kwetsbaarste groepen, met eenzaamheid en depressie, is het effect twee tot drie keer groter en geldt sport als een buffert tegen welzijnsverlies.
Ter vergelijking, om een somber persoon dezelfde welzijnswinst te bezorgen als één uur sporten per week, zou je diegene ruim 500 euro per maand moeten geven. Dit patroon zien we ook in ons onderzoek bij baanverlies, gezondheidsproblemen of armoede. Het is onbetaalbaar om als samenleving dit welzijnsverlies financieel te gaan dragen. Waar financiële compensatie eigenlijk alleen een doekje voor het bloeden biedt, werkt sport fundamenteler. Het geneest de situatie niet, maar dempt de mentale impact en geeft mensen de structuur terug om overeind te blijven.
Het is een enorme uitdaging, maar ook een noodzaak, om menselijk kapitaal op deze manier te waarderen. Een land kan beschikken over geavanceerd materieel, maar als de menselijke factor faalt – door burn-out, polarisatie of fysieke zwakte – is de strategische waarde nihil. De oorlog in Oekraïne bewijst dat de veerkracht van de bevolking, het vermogen om elkaar te vinden en klappen op te vangen, een doorslaggevende factor is. De NAVO eist inmiddels niet alleen dat lidstaten investeren in militair materieel, maar stelt ook expliciete eisen aan onze civiele paraatheid. Maar als we onder die nieuwe NAVO-normen bruggen, spoor en energie onder de nationale weerbaarheid scharen, waarom de menselijke factor dan niet? Een land kan de modernste wapens en de hoogste dijken hebben, maar is strategisch kwetsbaar als de bevolking bij tegenslag mentaal onderuit gaat of vatbaar wordt voor radicalisering.
Het is tijd om onze reflex van 'afkopen en compenseren' in te ruilen voor een strategie van 'investeren en versterken'. Sportinvesteringen in kwetsbare wijken zijn geen subsidie uit liefdadigheid, maar noodzakelijk onderhoud aan ons menselijk kapitaal. Het is de enige infrastructuur die daadwerkelijk terugveert als hij geraakt wordt. Dat het kan, bewijzen initiatieven in Scandinavië. Daar hanteert men het concept van Total Defence, waarin het maatschappelijk middenveld formeel is opgenomen in de veiligheidsstrategie. In Zweden en Finland gelden vrijwilligersorganisaties en sportbonden als partners in de ‘civiele weerbaarheid’. Ze vormen daarmee een sociale weefsel dat desinformatie en paniek absorbeert.
Wie onze nationale veiligheid serieus neemt, stopt met het plakken van pleisters en begint met het trainen van de 'sociale spier' van de samenleving. Veerkracht kun je niet kopen op het moment van de crisis; die moet je jarenlang opbouwen.
Jelle Schoemaker is als sport- en beweegeconoom verbonden aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen waar hij onderzoek doet naar de maatschappelijke opbrengsten van sport en bewegen in Sports & Economics Research Centre van het lectoraat Sport, Bewegen en Samenleving. Hij promoveert bij Universiteit Utrecht op de Publieke Waarde van Sport.
Foto boven artikel: Bjoern Wylezich / Shutterstock.com
Lees meer over het onderzoek in dit artikel: