Met het Nationaal Sportcongres 2025 op 24 juni brachten de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en NOC*NSF de sportsector en aanpalende domeinen samen om de toekomst van de sport te schetsen. 580 beleidsmakers, clubondersteuners en sportprofessionals van bonden, brancheorganisaties en maatschappelijke organisaties lieten zich op Papendal inspireren over een breed scala aan thema’s: van ruimte voor sport tot vitale sportclubs en het versterken van kader bij sportverenigingen. In dit tweede deel van het verslag lees je over bouwen aan toekomstbestendig sportkader op de club en ruimte voor sport.
Het thema van het eerste Nationaal Sportcongres was ‘Samen bouwen aan de sport van morgen’. Aan een belangrijk bouwsteentje werd een hele sessie gewijd: toekomstbestendig sportkader op de sportclub. De noodzaak van het begeleiden van trainers werd aan het begin nog even neergezet aan de hand van al bekende cijfers. Nederland kent zo’n 400.000 trainers (coaches, teambegeleiders en jeugdleiders), maar daarvan is 90 procent niet opgeleid. 60 procent ervaart onvoldoende begeleiding en 39 procent voelt zich niet capabel. In de sessie werd daarom een sterk pleidooi gehouden voor trainersbegeleiding omdat dit zorgt voor hogere betrokkenheid, betere kwaliteit van trainingen en het belangrijkste: meer sportplezier. De vraag is alleen: bij wie ligt de bal om dit structureel aan te bieden?
Kim Noteltiers, projectleider bij NOC*NSF, ziet een oplossing in kadercoaching. "We moeten het bij kadercoaching vooral hebben over de bedoeling ervan: dat je trainers wilt begeleiden zodat ze zicht bewuster zijn van hun rol. Dan maak je de kwaliteit van het kader beter. Dat moet volgens mij op de club normaal worden. We vinden het normaal dat we bestuur hebben en dat we coaches hebben, maar niet dat we die ook fatsoenlijk begeleiden. Als we dan met vrijwillige coaches werken dan moeten ze ook begeleiding krijgen, ze hebben nogal een verantwoordelijkheid”, zegt Noteltiers.
Zij denkt dat een cultuurverandering nodig is, waarbij meer aan professionalisering wordt gedacht. "Wij zitten hier bij elkaar met allemaal professionals. Toch zijn het bij clubs veelal vrijwillige trainers. Als je de sport helemaal gaat professionaliseren dan wordt het onbetaalbaar. We kunnen wel de pedagogisch-didactische tussenlaag professionaliseren, zodat je het bestuur ook ontlast. Dan kunnen zij gewoon besturen en gebruik je de kennis van de professionals die weer de trainer-coach beter maken. Dat is voor mij een stuk professionaliseren."
De vraag is daarbij uiteraard: wie gaat dat betalen? Noteltiers vindt dat de Nevobo daarin een goed voorbeeld heeft gegeven. "De Nevobo heeft gezegd: wij verhogen ons lidmaatschap met 5 euro en dat gaat alleen maar naar professionals, dat geld houden we apart om onze sport te professionaliseren. Misschien dat we anders die vrijwilligerscultuur niet hoog houden. Het lijkt tegenstrijdig, maar we moeten professionaliseren om recht te doen aan die vrijwilligers."
"Als we dan met vrijwillige coaches werken dan moeten ze ook begeleiding krijgen, ze hebben nogal een verantwoordelijkheid"
De vraag is daarbij uiteraard: wie gaat dat betalen? Noteltiers vindt dat de Nevobo daarin een goed voorbeeld heeft gegeven. "De Nevobo heeft gezegd: wij verhogen ons lidmaatschap met 5 euro en dat gaat alleen maar naar professionals, dat geld houden we apart om onze sport te professionaliseren. Misschien dat we anders die vrijwilligerscultuur niet hoog houden. Het lijkt tegenstrijdig, maar we moeten professionaliseren om recht te doen aan die vrijwilligers."
Uiteraard stond ruimte voor sport ook op de agenda van het Nationaal Sportcongres 2025. In een sessie deelde Vincent Luyendijk zijn kijk op de openbare ruimte, waarbij hij pleitte om minder op efficiëntie en meer op maatschappelijke waarde te sturen. Hij introduceerde voor zijn publiek de ‘Maatschappelijke waarde per vierkante meter’ als meeteenheid om het fysieke en sociale domein met elkaar te verbinden. Het stapelen van functies van locaties en gebouwen is daar in zijn ogen cruciaal bij. Een goed voorbeeld van zo’n stapeling vindt hij de Dafne Schippersbrug, waarbij een fiets- en voetgangersbrug met een basisschool en een plantsoen zijn geïntegreerd.
Voor sportparken kan het denken in maatschappelijke waarde per vierkante meter en het stapelen van functies ook heel goed werken in de discussie rond de ruimte voor sport. "Je moet zorgen dat je een punt maakt dat je de ruimte het beste gebruikt. Anders word je overlopen en ga je naar de randen. Je moet gaan aantonen: de hele dag is hier leven en dit doen we hier etc. Dat vind ik overigens ook de definitie van het verduurzamen van een sportaccommodatie, dat is niet alleen een zonnepaneel op een dak. Dat is vooral zo goed mogelijk gebruik maken van de ruimte. Dat is echt verduurzamen." Met zijn bril van de maatschappelijke waarde te kijken ga je al snel gestapelde functies in de de ruimte zien. "Dan ga je kijken: dat hek kan nog weg of die school kan nog aansluiten. Dat is waar het te halen valt. Dat is optimaal gebruik maken van de ruimte door de tijd heen en met allerlei groepen ook met onvoorziene kansen."
Luyendijk vindt dat die manier van denken niet van clubbestuurders verwacht hoeft te worden. Dat is wat hem betreft de rol van gemeenten. "De ruimtelijke inrichting is ook gewoon een vak. Om dat punt voor een sportpark te maken hebben ze veel in handen: moet je kijken wat we er allemaal uithalen. Het is niet een beetje freubelen op drie dagen in de week, dit is de beste besteding van onze ruimte en daarmee van ons geld. Dat moet je ook maar gewoon zien. Veel zitten er ook in om te zorgen dat het is zoals het is."
"De definitie van het verduurzamen van een sportaccommodatie, dat is voor mij niet alleen een zonnepaneel op een dak. Dat is vooral zo goed mogelijk gebruik maken van de ruimte"
Luyendijk twijfelt of beleidsmakers bij gemeenten echt klaar zijn voor die bredere blik. Dat is wat hem betreft ook de kern van zijn verhaal op het congres. “Ik hoop dat mensen beginnen te realiseren: we moeten betere gesprekken gaan voeren en beter bewapend komen en beter begrijpen hoe andere onderwerpen in elkaar zitten.” Als voorbeeld geeft hij het thema klimaatadaptatie, waar de sport bij uitstek op kan aanhaken. “De uitdagingen zijn gigantisch. Daar komen we steeds meer achter. Maar ook daar speelt als je niet uitkijkt de sport geen rol. Je kunt zoals in Denemarken kinderen in Wadi’s laten spelen, daar is het een verplichte combi. Daar zit een giga kans. Daar gaat heel veel geld naartoe, je krijgt het niet gratis. Als iemand dan zegt: zo’n wadi met een speelplaats dat kan niet omdat het water dan te hoog komt te staan, dan moet je daar je antwoord op hebben: zo kan het wél. Anders word je het bos ingestuurd.”
Wat hem betreft is klimaatadaptatie een thema om snel over bij te leren. "Als je je daar niet in verdiept dan mis je de boot. Je moet je gaan verdiepen in je buren en je collega’s. We moeten er klaar voor zijn, maar of we dat zijn weet ik niet."
Lees ook dit eerste deel van het verslag over onder andere vitale sportclubs: